Patiënten met immuungemedieerde comorbiditeit of depressie en vitiligo krijgen vaker een behandeling voor vitiligo dan vitiligopatiënten zonder deze aandoeningen. De eerste groep krijgt ook sneller systemische therapie, blijkt uit een Israëlische real-world studie naar behandelpatronen.1
Omdat de oorzaak van vitiligo onbekend is, is de (off-label) behandeling meestal gericht op het pigmentverlies tegengaan of pigmentaanmaak stimuleren met UVB-lichttherapie, corticosteroïdhoudende crèmes en topicale calcineurineremmers. De impact van comorbiditeit, ook de psychische, op de behandelkeuze is onbekend. Daarom heeft een Israëlische studiegroep deze in kaart gebracht met een cross-sectionele analyse uit de database van een grote gezondheidsserviceorganisatie.
Eczeem en depressie
Van de 11.412 mensen met vitiligo in 2021 in Israël hadden er 3.389 (29,7%) een lichamelijke comorbiditeit: constitutioneel eczeem (12,5%), psoriasis (5,8%), de ziekte van Hashimoto (2,9%), alopecia areata (2,2%) en prurigo nodularis (2,2%) waren de meest voorkomende. Van de psychische klachten bij 2.129 (18,7%) patiënten kwamen het vaakst voor: depressie (10,8%; onder volwassenen: 1218/9082 (13,4%)), slaapstoornissen/ slapeloosheid (5,9%), en angst (3,7%). In een studie waarin deze aantallen zijn vergeleken met controles zonder vitiligo, blijken deze aandoeningen vaker als comorbiditeit voor te komen bij vitiligo dan bij de algemene bevolking.2
Sneller en vaker therapie
Patiënten met 1 of meer immuungemedieerde vorm van comorbiditeit hadden een significant grotere kans om een behandeling te krijgen (83,0 vs. 71,3%; p < 0,001) dan degenen zonder. Ook patiënten met depressie hadden significant meer kans om enige behandeling te ontvangen (81,2 vs. 76,3%; p < 0,001). Voor eerste- en tweedelijnstherapie waren de verschillen in topicale en systemische therapiepatronen klein, maar voor derdelijnstherapie kregen patiënten met 1 of meer immuungemedieerde comorbiditeit (vs. geen comorbiditeit) en volwassen patiënten met depressie (vs. geen depressie) vaker systemische immuunsuppressiva voorgeschreven (19,0 vs. 2,8% en 17,9 vs. 11,7%) en minder vaak fototherapie (9,0 vs. 22,2% en 7,1 vs. 16,1%). De onderzoekers vermoeden dat de grotere impact van fysiek of psychische lijden invloed kan hebben op de behandelkeuze.
Bronnen:
- Ramot Y, Rosenberg V, Zhou L, et al. Association Between Treatment Patterns and Comorbidities in Patients With Vitiligo: A Retrospective Real-World Data Analysis. EADV 2023, abstract 5224.
- Ramot Y, Rosenberg V, Zhou L, et al. Comorbidities Associated With Vitiligo: A Retrospective Real-World Data Analysis. EADV 2023, abstract 3622.