Patiënten met arthritis psoriatica (PsA) die deelnamen aan 1 van de 2 fase III-onderzoeken naar secukinumab hadden bij aanvang aanzienlijke radiografische gewrichtsschade. Degenen met de meeste schade bleken een kleinere kans te hebben om zero joint count status te bereiken.
Het meten van de radiografische gewrichtsschade en progressie op dat gebied is belangrijk in klinische studies naar behandelmogelijkheden voor PsA. Hoewel bekend is dat er een verband is tussen gewrichtsschade en fysiek functioneren en kwaliteit van leven (QoL), is de specifieke bijdrage van boterosie en de respons op de behandeling op gewrichtsniveau onduidelijk.
In een studie, waaraan ook het LUMC meewerkte, werden gegevens van 1.554 patiënten uit de fase III-studies FUTURE 1 en FUTURE 5 gepoold en geanalyseerd. Er werd een substantiële prevalentie van al bestaande gewrichtsschade gezien, waarbij erosie vaker voorkwam dan gewrichtsspleetversmalling (JSN).
Mensen bij wie langere tijd geleden de diagnose PsA was gesteld, hadden vaker radiografische gewrichtsschade. Gewrichtsactiviteit was op patiëntniveau zwak geassocieerd met schade bij aanvang, maar sterk geassocieerd op individueel gewrichtsniveau.
Secukinumab bleek het aantal gezwollen en/of gevoelige gewrichten te verminderen. Patiënten met meer gewrichtsschade hadden echter een lagere kans op nul gevoelige en/of gezwollen gewrichten (zero joint count status) en minimale ziekteactiviteit.
Bron:
Mease P, van der Heijde D, Kirkham B, et al. Quantification of pre-existing radiographic damage and its relationship with joint activity and long-term clinical outcomes with secukinumab therapy in patients with psoriatic arthritis. Arthritis Res Ther. 2022;24:283.