In een prospectieve multicenter case-control studie, die deels werd uitgevoerd in het LUMC, bleek de humorale respons op een SARS-CoV-2-infectie bij patiënten die een levertransplantaat hebben ontvangen slechts iets lager dan verwacht, in vergelijking met de respons bij immuuncompetente controlepersonen met COVID-19.
Immunosuppressiva interfereren met T- en/of B-lymfocyten, die nodig zijn om een adequate serologische respons op te bouwen. Daarom wilden onderzoekers van onder meer het LUMC de antilichaamrespons op SARS-CoV-2 analyseren bij personen die een levertransplantaat hebben ontvangen.
Ondanks immuunsuppressie ontstond bij 80% van de levertransplantaatontvangers een detecteerbare antinucleocapside-antilichaamtiter, hoewel deze titer significant lager was dan in het COVID-19-immuuncompetente cohort (3,73 versus 7,36 indexniveau; p < 0,001). De anti-S-antilichaamrespons was niet significant verschillend in deze twee cohorten (97,1% vs. 100%; p = 0,314). Testen op alleen anti-S-antilichamen kan echter leiden tot een overschatting van het neutraliserende vermogen bij levertransplantaatontvangers. Functionele antilichaamtesten toonden neutraliserende activiteit aan bij 82,9% van de transplantaatontvangers in vergelijking met 100% van het immuuncompetente cohort (p = 0,024).
Al met al tonen routinematige antilichaamtesten tegen afzonderlijke SARS-CoV-2-antigenen en functionele testen aan dat de meerderheid van de levertransplantaatontvangers een adequate en neutraliserende antilichaamrespons kan opbouwen.
Bron:
Becchetti C, Broekhoven AGC, Dahlqvist G, et al. Humoral response to SARS-CoV-2 infection among liver transplant recipients. Gut. 2022 Jan 5. Online ahead of print.