In de CUTALLO-studie was allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) geassocieerd met een significant langere progressievrije overleving bij patiënten met cutane T-cellymfomen (CTCL) in een gevorderd stadium.
In deze prospectieve, multicenterstudie werden deelnemers met gevorderde CTCL’s als er een donor beschikbaar was toegewezen aan allogene HSCT. Als er geen geschikte donor was, werden ze toegewezen aan de niet-HSCT-groep. De behandeling was in deze groep niet gestandaardiseerd en afhankelijk van het CTCL-subtype, stadium en eerdere behandelingen. De belangrijkste inclusiecriteria waren: leeftijd 18-70 jaar, mycosis fungoides of sézarysyndroom in een gevorderd stadium, en ten minste 1 criterium voor een slechte prognose.
Tussen juni 2016 en maart 2022 werden in totaal 99 deelnemers geïncludeerd in 17 centra in Frankrijk. Deelnemers met een broer/zus of gematchte niet-verwante donor werden toegewezen aan allogene HSCT (n = 55; 56%) en deelnemers zonder donor werden toegewezen aan de niet-HSCT-groep (n = 44; 44%). De mediane follow-up onder overlevenden was 12,6 maanden (IQR 11,0-35,2). In de HSCT-groep werden 51 deelnemers (93%) 1:1 gematcht met deelnemers uit de niet-HSCT-groep. In de intention-to-treat-analyse was de mediane progressievrije overleving significant langer in de HSCT-groep (9,0 maanden; 95%-BI 6,6-30,5) dan in de niet-HSCT-groep (3,0 maanden; 2,0-6,3), met een hazard ratio van 0,38 (95%-BI 0,21-0,69; p < 0,0001). In de per-protocolpopulatie hadden 40 deelnemers (78%) in de HSCT-groep 101 ernstige bijwerkingen en 29 deelnemers (67%) in de niet-HSCT-groep 70 ernstige bijwerkingen. De meest voorkomende ernstige bijwerking anders dan graft-versus-hostziekte waren infecties: bij 30 deelnemers (59%) in de HSCT-groep en bij 19 (44%) in de niet-HSCT-groep.
Bron: