Bij volwassen patiënten die hartchirurgie ondergaan, geeft intraveneuze toediening van aminozuren een lager risico op het optreden van acuut nierfalen na de operatie. Dat blijkt uit onderzoek van Italiaanse onderzoekers dat recentelijk verscheen in New England Journal of Medicine.
Afbeelding: Pirke / stock.adobe.com
Acuut nierfalen (AKI) is een ernstige complicatie die regelmatig voorkomt na hartchirurgie. Bij het ontstaan van AKI speelt verminderde perfusie van de nier een belangrijke rol. Het is bekend dat intraveneuze toediening van aminozuren zorgt voor een toename van de nierperfusie en herstel van de renale functionele reserve. Het is echter onduidelijk of aminozuren ook effectief zijn in het verminderen van AKI na hartchirurgie. Daarom voerden Landoni en collega’s een dubbelblinde trial uit onder 3.511 volwassen patiënten uit 22 centra in 3 landen die geplande hartchirurgie moesten ondergaan met gebruik van een hart-longmachine. Zij werden gerandomiseerd naar intraveneuze toediening van een uitgebalanceerde mix van aminozuren (1 d.d. 2 gram/kilogram ideaal lichaamsgewicht (n = 1.759) of naar placebo (ringerlactaat; n = 1.752), beide voor 3 dagen.
De primaire uitkomst was het ontstaan van AKI, gedefinieerd volgens de creatininecriteria van Kidney Disease: Improving Global Outcomes (KDIGO). AKI trad op bij 474 patiënten (26,9%) in de aminozuur-groep en bij 555 patiënten (31,7%) in de placebogroep, resulterend in een relatief risico van 0,85 (95%-BI 0,77-0,94; p = 0,002). Ook het risico op AKI stadium III was lager in de aminozuur-groep. Dit trad op bij 29 patiënten (1,6%) met aminozuren en 52 (3,0%) met placebo (0,56; 95%-BI 0,35-0,87). Verder hadden iets minder patiënten met aminozuren nierfunctievervangende therapie nodig (n = 24; 1,4%) dan patiënten met placebo (n = 33; 1,9%). Bijwerkingen en andere uitkomsten, waaronder mortaliteit na 30 dagen, verschilden niet tussen de 2 groepen.
Bron:
Landoni G, Monaco F, Kah Ti L, et al. A randomized trial of intravenous amino acids for kidney protection. N Engl J Med. 2024;391:687-98.