Patiënten met auto-immuunhepatitis moeten levenslang behandeld worden met immuunsuppressiva, maar de huidige standaardbehandeling is onvoldoende effectief en heeft veel bijwerkingen. Nijmeegse onderzoekers ontdekten dat een medicijn dat eigenlijk als tweede keus geldt, effectiever en veiliger is. Op basis van hun onderzoek wordt de behandelrichtlijn aangepast.
De standaardbehandeling voor de zeldzame aandoening auto-immuunhepatitis bestaat uit corticosteroïden en azathioprine. Deze combinatie is lang niet altijd effectief en azathioprine geeft veel bijwerkingen, waardoor veel patiënten ermee stoppen.
Onderzoekers van het Radboudumc gingen daarom samen met collega’s van het LUMC op zoek naar een alternatief. Ze kwamen uit bij mycofenolaatmofetil (MMF), wat normaal gesproken tweede keus is voor patiënten met auto-immuunhepatitis. In een gerandomiseerde trial onder 70 patiënten vergeleken ze MMF met azathioprine (beiden met corticosteroïden) en vonden dat MMF veel effectiever was. Na 6 maanden waren de leverwaarden weer normaal bij 56,4% van de patiënten in de MMF-groep tegenover 29% van de azathioprine-groep. Verder moest 25,8% van de patiënten stoppen met azathioprine door ernstige bijwerkingen, zoals misselijkheid en braken. Van de MMF-groep stopte maar 5,1%.
Hoofdonderzoeker prof. dr. Joost Drenth gaat nu samen met internationale collega’s de behandelrichtlijn voor auto-immuunhepatitis aanpassen, zodat patiënten (met uitzondering van zwangere vrouwen) met MMF in plaats van azathioprine kunnen starten.
Bron: