Het overlevingsvoordeel bij patiënten met pulmonale arteriële hypertensie (PAH) en obesitas – de obesitasparadox – kan niet worden verklaard door verschillen in de respons op behandeling. Een hogere BMI had geen invloed op de verandering in de 6-minutenloopafstand (6MWD), maar verhoogde het risico op een slechtere WHO functionele klasse na behandeling.
Obesitas komt steeds vaker voor bij patiënten met PAH, maar is ook geassocieerd met een betere overleving: de obesitasparadox. In deze meta-analyse werd onderzocht of patiënten met obesitas mogelijk meer baat hebben bij de bestaande behandelingen voor PAH. Met behulp van data van individuele deelnemers werd een meta-analyse uitgevoerd van gerandomiseerde, placebogecontroleerde fase III-studies naar behandelingen voor PAH die tussen 2000 en 2015 ter goedkeuring werden ingediend bij de FDA. Primaire uitkomsten waren de verandering in 6MWD en de WHO functionele klasse.
In totaal werden 5.440 deelnemers aan 17 onderzoeken geïncludeerd. Patiënten met overgewicht en obesitas hadden een lagere 6MWD op baseline en vielen vaker in WHO functionele klasse III of IV. Behandeling was geassocieerd met een toename van 27,01 meter op de 6MWD (95%-BI 21,58-32,45; p < 0,001) en een lager risico op een slechtere WHO functionele klasse (OR 0,58; 95%-BI 0,48-0,70; p < 0,001). Voor elke toename van 1 kg/m2 in BMI, daalde de 6MWD met 0,66 meter (p = 0,07); er was geen significante invloed van de BMI op de 6MWD-respons (p voor interactie 0,34). Een hogere BMI verlaagde de respons op de behandeling zodanig dat elke toename van 1 kg/m2 in BMI het risico op een slechtere WHO functionele klasse met 3% verhoogde (OR 1,03; p voor interactie 0,06).