Cerebrale amyloïdangiopathie (CAA) is een vrij onbekende hersenziekte, die vooral voorkomt bij ouderen. Ongeveer een kwart van de 55-plussers heeft de aandoening, blijkt uit promotieonderzoek van Anna de Kort aan het Radboudumc. Betere biomarkers zijn nodig voor een snellere en goede diagnose.
CAA ontstaat door stapeling van het amyloïd-bèta eiwit in kleine bloedvaten van de hersenschors, het buitenste deel van de hersenen. De bloedvaten worden daardoor kwetsbaarder en gaan minder goed functioneren, wat een groter risico geeft op een hersenbloeding en cognitieve stoornissen zoals problemen met geheugen, taal, aandacht, concentratie en oriëntatie.
De diagnose CAA wordt gesteld met een MRI-scan die de veronderstelde gevolgen van CAA in beeld brengt. Ongeveer een kwart van de 55-plussers heeft CAA, maar slechts bij 7% van deze leeftijdsgroep zie je tekenen hiervan op een MRI.
Bij een groot gedeelte van de mensen met CAA in het hersenweefsel wordt CAA dus gemist. Vandaar dat De Kort op zoek ging naar mogelijke biomarkers. Ze onderzocht neuroleukin en platelet-derived-growth-factor-receptor-β, maar dat blijken geen geschikte biomarkers voor CAA. Daarentegen lijkt de samenstelling van diverse vormen van amyloïd-bèta in hersenvocht wel een potentiële biomarker voor CAA te zijn.
Bron: