Al snel na de start van de coronacrisis besloot hoogleraar neurologie prof. dr. Diederik van de Beek (Amsterdam UMC) tot opzet van een biobank voor het verzamelen van lichaamsvloeistoffen van patiënten. Hiermee is een basis gelegd voor onderzoek naar de gevolgen voor het lichaam – onder andere de neurologische – van de nieuwe ziekte.
Foto: Bas Uterwijk
COVID-19 is ook een neurologische ziekte, stelde neuroloog Bas ter Meulen (OLVG Amsterdam) in het vorige nummer van MedNet Neurologie. Van de Beek wil dit beeld nuanceren. “Het is op zich geen neurologische ziekte”, zegt hij, “maar er kan wel sprake zijn van neurologische complicaties en neurologische effecten op de lange termijn. We onderscheiden hierin vijf categorieën. Ten eerste de directe virusinvasie die onder andere leidt tot anosmie. Dan de mensen die hypoxie krijgen, wat leidt tot diffuse schade. Ten derde de patiënten die een beroerte krijgen. COVID-19 leidt tot stollingsverschijnselen in de longen, nieren en hersenen. Dan de para- of post-infectieuze neurologische problemen die tot zenuwontsteking leiden. En tot slot de patiënten die na COVID-19 ook na een niet ernstig verloop niet meer goed functioneren en concentratieproblemen houden. Dit lijkt een relatie te hebben met neurologische problemen, maar het ontbreekt nog aan een systematisch onderzoek dat hierover meer duidelijkheid moet geven.”
Vergelijking met hersenvliesontsteking
Van de Beek is infectieneuroloog en doet onderzoek naar hersenvliesontsteking. “De eerste beschrijvingen uit China van COVID-19 deden mij hier erg aan denken”, vertelt hij. “Een klein deel in het ziekenhuis gaat secundair achteruit. Ook in dit geval lijkt het immuunsysteem van de patiënt erg belangrijk te zijn op een manier die vergelijkbaar is met een neurologische infectieziekte als hersenvliesontsteking. Bacteriële meningitis moet niet alleen met antibiotica worden behandeld, maar ook met een ontstekingsremmer. Het is het immuunsysteem dat bepaalt of je er goed uitkomt en dat is bij COVID-19 net zo. Het is vooral het immuunsysteem dat de patiënt parten speelt.”
Onderzoekers en behandelaars zijn bij hersenvliesontsteking altijd op zoek naar nieuwe therapieën, omdat de sterfte nog altijd te hoog is. Van de Beek: “Uit onderzoek weten we dat bij ontsteking het complementsysteem van belang is. We werken al jaren op het complementsysteem bij hersenvliesontsteking. Net als bij meningitis verbetert de behandeling met dexamethason de uitkomst bij COVID-19, zo blijkt uit Engels onderzoek. Het complementsysteem is ook een aanjager van stolling, wat een belangrijke rol speelt bij COVID-19. Dit was voor ons de aanleiding om vergelijkend onderzoek te doen naar complementremmers bij COVID-19-patiënten.”
Biobank opgezet
Van patiënten met hersenvliesontsteking werden al bloed en hersenvocht afgenomen voor onderzoek om de behandeling te verbeteren. Iets soortgelijks wilde Van de Beek ook voor COVID-19. Dus zette hij een biobank op om lichaamsvloeistoffen van patiënten te verzamelen. “Van het bloed dat toch al van deze patiënten wordt afgenomen blijft na onderzoek veel over”, vertelt hij, “dat kun je na toestemming opslaan. Hetzelfde kun je doen met andere lichaamsvloeistoffen die je iets kunnen leren over COVID-19.”
Met hulp van infectiologen, ic-artsen en longartsen lukte het Van de Beek heel snel om de biobank tot stand te brengen. “In een biobank verzamel je materiaal zonder daaraan al een concrete onderzoeksvraag te koppelen”, zegt hij, “maar voor translationeel onderzoek heb je wel patiëntmateriaal nodig. Je wilt achterhalen waarom de ene patiënt heel ziek wordt en de andere niet, hoe het zit met het ontstaan van de immuunrespons en welke rol antistoffen spelen in de achteruitgang van de patiënt. Inmiddels zijn zo op basis van de biobank al 35 onderzoeken gestart. Die hebben niet allemaal betrekking op neurologie maar enkele ervan toch wel, bijvoorbeeld om te achterhalen waarom COVID-19 een verhoogde kans op een beroerte geeft. Maar we kijken ook bijvoorbeeld naar de rol die geslachtshormonen spelen, of naar de vraag of patiënten die nog jong zijn maar toch ernstig ziek worden een genetisch defect hebben.”
Voor alle onderzoekers bruikbaar
Inmiddels is de biobank al uitgegroeid tot een van de meest complete in Europa, en daarmee een aanjager voor internationaal onderzoek en samenwerking over specialismen heen. “Het materiaal staat ter beschikking van onderzoekers”, zegt Van de Beek, “Samen met een Amsterdam UMC-onderzoeker of -onderzoeksgroep kunnen ze een aanvraag doen om data en materialen te verkrijgen uit de Amsterdam UMC COVID-19-Biobank. Niemand werkt los van elkaar op hetzelfde onderwerp, maar het liefst in teams.”
Net als op andere gebieden is ook op neurologisch gebied veel rondom COVID-19 nog onduidelijk. “Op de hele populatie COVID-19-patiënten valt het aantal patiënten met neurologische schade nog mee misschien”, zegt Van de Beek. “We hebben veel meer data nodig om de neurologische complicaties van de ziekte naar behoren te kunnen plaatsen. Herseninfarcten bij COVID-19 lijken vooral voor te komen bij relatief jonge patiënten. Waarom weten we niet. Ook over de langetermijngevolgen weten we nog weinig. Er zal systematisch vervolgonderzoek moeten worden opgestart. Ik verwacht dat de biobank in belangrijke mate zal bijdragen aan het vinden van antwoorden op de vele vragen die we nu hebben.”
Bron:
- Mok VCT, Pendlebury S, Wong A, et al. Tackling challenges in care of Alzheimer’s disease and other dementias amid the COVID-19 pandemic, now and in the future DOI: 10.1002/alz.12143.
- Van der Heide, Meinders MJ, Bloem B, Helmich RC. The Impact of the COVID-19 Pandemic on Psychological Distress, Physical Activity, and Symptom Severity in Parkinson’s Disease. DOI 10.3233/JPD-202251.
Jop Mostert, neuroloog Rijnstate, over corona en multipele sclerose
In het begin van de coronacrisis waren neurologen terughoudend met het voorschrijven aan MS-patiënten van geneesmiddelen die het immuunsysteem echt buiten werking stellen. Gaandeweg is deze terughoudendheid losgelaten. “Maar het feit dat er nu veel minder nieuwe patiënten met COVID-19 zijn zorgt ervoor dat we laagdrempeliger deze middelen voorschrijven”, zegt Mostert. “We hebben recent niet veel nieuwe gegevens tot onze beschikking gekregen op basis waarvan we meer kunnen zeggen over de veiligheid van de sterker werkende middelen. We hebben nog geen duidelijkheid over de vraag of de echt sterke medicijnen die de afweer buiten werking stellen, zorgen voor een ernstiger beloop van COVID-19. Als zich een tweede golf aandient, zullen we dus waarschijnlijker wat terughoudender worden met het voorschrijven van deze middelen. Patiënten zelf zijn erg wisselend omgegaan met hun medicijngebruik. Patiënten die recent ziekteactiviteit hebben gehad, staan in het algemeen volledig achter het gebruik van – ook sterk werkende – medicijnen. Maar wie langere tijd stabiel is gebleven, is toch wat terughoudender geworden in zijn medicijngebruik.”
Op dit moment loopt onderzoek naar de vraag hoeveel mensen met MS COVID-19 hebben opgelopen. Dit vindt plaats in Amsterdam UMC locatie VUmc door middel van bepaling van COVID-19-antistoffen in het bloed. “Voor ons relevant, want het zal ons meer inzicht geven in hoe COVID-19 verloopt bij mensen met MS en wat de invloed daarop van medicijnen is”, zegt Mostert. “We weten dat COVID-19 asymptomatisch kan verlopen en er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat het hebben van MS een verhoogd risico geeft op COVID-19 of op een ernstiger verloop ervan. Wel kunnen mensen met MS ernstig geïnvalideerd zijn door hun ziekte, wat kan zorgen voor een ernstiger beloop.” Veel mensen met MS zijn van de coronacrisis erg bang geworden. “Ze hebben zichzelf veel ontzegd de afgelopen maanden”, zegt Mostert. “In het begin rekenden alle mensen met MS zich tot de risicogroep en deden zij erg voorzichtig. Dit zien we dus niet bevestigd door de feiten en mensen met MS behoren dus niet automatisch tot de risicogroep.”
In ander onderzoek wordt gekeken naar het effect van het MS-medicijn interferon-bèta tegen COVID-19. Mostert vertelt: “Het achterliggende idee hierbij is dat de schade van COVID-19 deels wordt veroorzaakt door overreactie van de afweer. In het onderzoek wordt ook gekeken naar de mogelijke combinatie van interferon-bèta met andere middelen.”
Philip Scheltens, hoogleraar neurologie Amsterdam UMC locatie VUmc, over corona en dementiezorg
Inzicht krijgen in de vraag of en zo ja in hoeverre COVID-19 invloed heeft op het ontstaan of verergeren van dementieklachten zal jaren vergen, stelt Scheltens. “Tenzij alle COVID-19-overlevers Alzheimer krijgen”, zegt hij, “maar dat neem ik niet aan. Maar dat gezegd hebbend: mensen met cerebrale schade, die APOE4-positief zijn, een verzwakte immuunrespons hebben en een lekkende bloed-hersenbarrière hebben lopen zeker risico. Daarvan ben ik overtuigd.”
Stappen om hiernaar gericht onderzoek te zetten, worden inmiddels internationaal ook al gezet. Scheltens: “Er is nog niet één concreet onderzoeksvoorstel, maar er is wel al een publicatie van een aantal wetenschappers die tot doel heeft om daartoe een eerste aanzet te geven.1 Als eerste wordt de huidige situatie in de zorg in kaart gebracht, als basis om tot een scherp geformuleerde onderzoeksvraag te komen. Ondertussen gaan we in het Amsterdam UMC patiënten die naar ons Alzheimercentrum komen zeker volgen. We denken na over de vraag hoe we de ontwikkeling in hun cognitie kunnen bijhouden.”
“Om een indruk te krijgen van de impact van de coronacrisis op mensen die eerder in het Alzheimercentrum gediagnosticeerd zijn, gaan we hen vragen stellen over hun ervaringen door middel van een online vragenlijst”, vertelt Scheltens. “In mijn telefonische consulten hoorde ik de eerste maanden veel ellende van de mensen die ik sprak, vooral bij de mensen die nog thuis wonen. Ze waren aan huis gekluisterd omdat ze te horen hadden gekregen dat ze nergens meer heen mochten en de casemanager of wijkverpleegkundige kwamen niet meer bij ze langs. De zorgboerderijen en andere mogelijkheden voor dagbesteding waren gesloten. We willen inventariseren welke impact dit op deze mensen heeft gehad en wellicht nog heeft.”
De roep om ouderen te beschermen door ze af te schermen, ondersteunt Scheltens niet. “We moeten ze wel beschermen”, zegt hij. “En een stapje opzij doen om jongeren meer ruimte te geven vind ik reëel. Maar helemaal afzonderen nee. Dat maakt de eenzaamheid alleen maar erger en het lijkt me zeer voorstelbaar dat dat invloed heeft op de cognitie. Executieve functies worden dan niet meer uitgedaagd, mensen verpieteren.”
Rick Helmich, neuroloog Radboudumc, over corona en ziekte van Parkinson
In het onderzoek naar de effecten van COVID-19 op mensen met Parkinson zien we nu het voordeel van longitudinale studies, zoals de Nijmeegse Parkinson-Op-Maat studie. De 497 patiënten hierin zijn tussen 2018-2020 bevraagd op angst, depressie en cognitieve stoornissen, en zij zijn nu opnieuw bevraagd. “De vergelijkende data die dit oplevert is voor onderzoekers enorm waardevol”, zegt Helmich. “De coronacrisis geeft ons een experiment van de natuur, waarbij we kunnen onderzoeken wat voor effect stress – de coronacrisis – heeft op mensen met de ziekte van Parkinson. De vragenlijst die deze datavergelijking mogelijk maakt, is uitgegaan op 21 april. Pakweg een maand nadat de intelligente lockdown werd afgekondigd. Het is mooi dat we zo snel konden handelen en de respons was buitengewoon hoog: 358 patiënten, 72% dus, hebben meegedaan. We hebben onder andere gevraagd in hoeverre mensen nog bewegen, welke klachten ze ervaren, welke parkinsonsymptomen zijn toegenomen, hoeveel stress ze ervaren, en of ze in hun eigen omgeving met COVID-19 te maken hebben gekregen. Uit de nieuwe meting leren we dat 46,8% van de respondenten veel minder beweegt dan voor de crisis, en dat dit gecorreleerd is met een toename van hun klachten: stijfheid, pijn, vermoeidheid, trillen en concentratieverlies. Ook zagen we dat patiënten die in hun directe omgeving meer met COVID-19 te maken hadden, meer stressklachten hadden, en dat dit weer gerelateerd was aan een toename van Parkinson symptomen.” Deze resultaten worden gepubliceerd in de Journal of Parkinson’s Disease.2
Ook is gekeken naar de vraag welke mensen met Parkinson met name gevoelig zijn voor de stressreacties die samenhangen met COVID-19. “Dit blijken vooral degenen te zijn die ook een jaar geleden al lichte klachten van angst of depressie hadden, of al milde klachten van concentratieverlies hadden”, zegt Helmich. “Ook persoonlijkheidskenmerken spelen een rol: mensen die hoog scoren op optimisme ervaren veel minder last van stress. Hetzelfde geldt voor mensen die over een goed sociaal vangnet beschikken.”
De patiënten worden nu intensief gevolgd met kortere vragenlijsten, over de mate van stress die ze ervaren, de ernst van de parkinsonklachten en hun contact met COVID-19. “We stellen deze vragen nu iedere twee weken, zodat we echt een timeline met informatie krijgen gedurende de hele crisisperiode”, vertelt Helmich. “De data stromen binnen. Alle respondenten hebben ook een uitgebreide set hersenscans gehad vorig jaar, om de grijze stof en de communicatie tussen de hersengebieden in kaart te brengen. We gaan nu onderzoeken in hoeverre dit een voorspeller is voor welke mensen stress ervaren en ontregelen, versus aan welke mensen deze klachten voorbij gaan. Daarnaast gaan we ook nieuwe hersenscans van hen maken. Ten slotte werken we aan manieren om mensen met stressklachten te helpen. In de zorg doen we dat door zo goed mogelijk met mensen in contact te blijven via videobellen, fysieke afspraken, of huisbezoeken als dat nodig is. In het onderzoek willen we kijken we of online mindfulness cursussen effectief zijn.”