Oudere kinderen hebben meer antistoffen tegen de kinkhoestbacterie dan jongere kinderen, doordat zij vaker zijn blootgesteld aan de ziekteverwekker. Ook tonen ze een sterkere afweerreactie na een boostervaccinatie tegen kinkhoest. Dat blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het Radboudumc in Nature Communications.
Immunoloog Dimitri Diavatopoulos en promovenda Janeri Fröberg onderzochten 2 groepen kinderen. De ene groep was tussen 7 en 10 jaar oud, de andere tussen 11 en 15 jaar. Ze hadden allemaal hun serie prikken uit het Rijksvaccinatieprogramma gekregen. De onderzoekers gaven ze een booster en keken naar de afweerreactie in de neus.
De oudere groep kinderen had al voor de boostervaccinatie meer antistoffen tegen de kinkhoestbacterie in de neus dan de jongere groep. Dat kan komen door blootstelling aan de bacterie.
De onderzoekers bestudeerden ook de reactie op de boostervaccinatie. In de groep met oudere kinderen zagen ze meer antistoffen in de neus tegen het vaccin, en een minder snelle afname van antistoffen van een maand tot een jaar na de booster. Blootstelling lijkt daarmee een belangrijke factor in de timing en werkzaamheid van vaccins.
Verschillende landen vaccineren op verschillende leeftijden tegen kinkhoest. In het Nederlandse vaccinatieprogramma gaat de prik binnenkort ook schuiven, van 4 naar 6 jaar oud. De studie ondersteunt deze latere toediening.
Bron: