Truus Jongsma, 39 jaar, onderbuurvrouw van de huisartsenpraktijk, komt op vrijdagmiddag om kwart over vijf bij de huisarts. Ze voelt zich niet goed, al een paar dagen niet. Ze heeft een raar gevoel op de borst en is benauwd. Ze wil, met het weekend in het vooruitzicht, graag gerustgesteld worden door de huisarts.
De huisarts kent de onderbuurvrouw niet; ze is nog niet eerder op het spreekuur geweest. Truus Jongsma ziet er ietwat slonzig uit, maar niet ziek. Ze is goed doorvoed. Uit het dossier blijkt dat er veel sociaal-economische problemen zijn: persoonlijkheidsproblematiek en een aantal kinderen van verschillende vaders. Er zijn geen ziektes bij Jongsma bekend.
Bleek
De patiënte begint uit te leggen. ‘Niet lekker, raar gevoel in de borst, benauwd’. Al een paar dagen voelt ze zich zo en het wordt niet minder. En het weekend komt eraan. Patiënte ziet bleek, maar de huisarts wijt dat in eerste instantie aan de tijd van het jaar: ze zal wel veel binnen zitten. Ze is wel kortademig en heeft duidelijk overgewicht. De bloeddruk is erg hoog, 190/120, Cor is regulair en de huid voelt een tikje vochtig aan.
Bij nader uitvragen, blijkt de pijn in de buurt van het sternum te zitten. Er is af en toe een uitstraling naar de keel. Ze rookt al jaren en behoorlijk veel ook. De familiegeschiedenis wat betreft hart- en vaatziekten is positief.
Infarct
De huisarts besluit een ECG te maken en als deze goed is, zou de patiënt naar huis kunnen. Maar op de ECG zijn wel degelijk afwijkingen zichtbaar: Q’s en negatieve t’s in de afleidingen V1, V2, V3 en V4. Ze heeft een infarct. Als de huisarts haar dit vertelt, zegt ze dat ze er zelf al bang voor was. Maar naar het ziekenhuis wil ze niet: ze heeft nog kinderen thuis en er is niemand die voor ze kan zorgen. Met veel moeite en enig ongeduld weet de huisarts haar ervan te overtuigen dat het toch gevaarlijk kan zijn om nu weer naar huis te gaan.
Lees ook: Duidelijke taak eerste lijn bij patiënten met infarct
Auteur: Jorien van Baal