De beste kandidaten voor stoppen van de behandeling met nucleos(t)ideanalogen zijn viraal onderdrukte, HBeAg-negatieve, niet-cirrotische patiënten met chronische hepatitis B en lage HBsAg-spiegels; met name blanke patiënten met < 1000 IE/ml en Aziatische patiënten met < 100 IE/ml. Dat concluderen onderzoekers van de RETRACT-B Study Group in Gastroenterology.
Verlies van HBsAg bij patiënten met chronische hepatitis B (CHB) is zeldzaam tijdens behandeling met nucleos(t)ideanalogen (NA) en adviezen met betrekking tot stoppen van de behandeling zijn niet eenduidig. Het doel van deze multicenter cohortstudie bij patiënten met viraal onderdrukte CHB die HBeAg-negatief waren en stopten met NA, was factoren te onderzoeken die zijn geassocieerd met HBsAg-verlies. Daarnaast werd de virologische, biochemische en klinische respons beschreven na stoppen van de behandeling.
Onder de 1552 geïncludeerde CHB-patiënten was de cumulatieve kans op HBsAg-verlies 3,2% na 12 maanden en 13,0% na 48 maanden follow-up. HBsAg-verlies kwam vaker voor onder blanke patiënten (vs. Aziaten: subdistributie HR (SHR) 6,8; 95%-BI 2,7-16,8; p < 0,001) en bij patiënten met HBsAg-spiegels < 100 IE/ml aan het einde van de behandeling (vs. ≥ 100 IE/mL: SHR 22,5; 95%-BI 13,1-38,7; p < 0,001). Na 48 maanden follow-up hadden blanke patiënten met HBsAg-waarden < 1000 IE/ml en Aziatische patiënten met HBsAg-waarden < 100 IE/ml aan het einde van de behandeling een hoge voorspelde kans op HBsAg-verlies (> 30%). De incidentie van leverdecompensatie en hepatocellulair carcinoom was respectievelijk 0,48 per 1000 persoonsjaren en 0,29 per 1000 persoonsjaren. 7 van de 19 gedecompenseerde patiënten en 2 van de 14 patiënten met hepatocellulair carcinoom overleden.