Column door Teun Bousema
“Het was een spannend jaar voor ons als infectiologen en epidemiologen!”, schreef een goede vriendin me op haar kerstkaart, “ineens zijn we volop in de media”. Ik antwoordde dat ik me juist lamgeslagen voel en geen rol voor mezelf kan vinden. Na twee mislukte pogingen subsidie te krijgen voor onderzoek naar de impact van COVID in Afrika, zag ik mezelf aan de zijlijn geplaatst. Ik had ook niet echt zin om mezelf in het maatschappelijk debat op te werpen als infectieziekten-epidemioloog die de impact van interventies en besmettingscijfers kan duiden. Misschien had ik daar wel een verantwoordelijkheid kunnen nemen, maar er waren al zoveel mensen aan het woord. Bovendien zie ik mezelf ook niet echt als een logische expert en is zichtbaarheid in de media duidelijk geen garantie voor levensgeluk. Tweemaal gaf ik voorzichtig mijn visie op ivermectine, een prachtig medicijn waarvan ik vind dat de werkzaamheid bij COVID nog niet overtuigend is vastgesteld. Na mijn twijfel uitgesproken te hebben, ontving ik e-mails van militante ivermectine-fans die zo kwaad van toon waren dat ik ze moest voorleggen aan het hoofd beveiliging.
Het ontvangen van bedreigingen, ergens wel passend op een bucketlist, zette me aan het denken over de rol van wetenschappers in de media. Vanuit wetenschappelijke hoek bijdragen aan een maatschappelijk debat blijkt lastig, zeker als dat debat de vorm aanneemt van een loopgravenoorlog. Zo’n “rondje zwemmen door het riool”, zoals microbioloog Rosanne Hertzberger sommige mediaoptredens noemt, past weinig wetenschappers. Toch is het wel goed om af en toe de zwembroek aan te trekken. Ik moest daaraan denken toen wij recent in Ethiopië onderzoek afrondden naar een Aziatische mug die oprukt in stedelijk Afrika. De mug is, in tegenstelling tot Afrikaanse muggen, bijzonder effectief in zich voortplanten in stedelijke gebieden en kan daar een sterke toename van malariagevallen veroorzaken. Een smeuïg verhaal voor de media, voelde ik aan. Met mijn Ethiopische promovendus schreef ik een persbericht dat afsloot met de conclusie dat we snel moeten handelen om een drama te voorkomen. Mijn rol als wetenschapper zat erop: ik had iets relevants wereldkundig gemaakt en kon me weer veilig terugtrekken in het lab. Collega-onderzoekers hadden inmiddels subsidie gekregen om met technische hoogstandjes de verspreidingsroutes van de mug in kaart te brengen en te modelleren welke factoren een rol spelen bij die verspreiding. Wij stonden ook te popelen om een nieuwe studie te beginnen. Maar als we onze eigen alarmerende slotparagraaf serieus namen, was dit misschien niet het moment voor een wetenschappelijke subsidieaanvraag, maar het moment voor daadkracht zonder impactfactor. Aandacht op CNN, in tal van kranten en op Ethiopische nationale televisie, zorgden voor het momentum waardoor we misschien echt iets aan het probleem konden doen. De zwembroek moest aan; misschien niet voor een rondje in het riool, maar wel voor een duik in een bureaucratisch moeras. Binnen twee weken was er een persconferentie en organiseerden we overleg met de Wereldgezondheidsorganisatie, regeringsfunctionarissen en internationale experts. Na die voortvarende start komt nu natuurlijk de uitdaging om door te zwemmen, ook als de stroming tegen zit. De uitdagingen zullen vast komen; toch geeft het voorlopig vooral veel energie. Hier zie ik nuttige rollen weggelegd voor de media als katalysator en voor mezelf als iemand die ideeën kan aandragen. En dat allemaal zonder me zorgen te maken over dreigementen van ‘parasietwaarheid’ of andere complotdenkers.
Lees ook de andere columns van Teun Bousema die op MedNet zijn verschenen:
- Black brains matter
- Congressen: waarom ook alweer?
- Borrelende vragen en slurpende generatoren
- In goede en slechte tijden
- Een waterige diarree aan COVID-artikelen
- Vierduizend weken