Column door Teun Bousema, malaria-onderzoeker
“Zit er een bom in uw tas?” De dame op het vliegveld op Zanzibar kijkt me na haar vraag doordringend aan, speurend naar een teken van onraad. “Onze bagagescanner is al een aantal dagen kapot dus we vragen het maar gewoon”, legt ze uit.
Veiligheidsmaatregelen zijn niet overal in Afrika even strikt. Op een internationaal vliegveld in Kameroen moest ik mijn handbagage door twee identieke scanners halen. De scanners, zo legde iemand van de beveiliging uit, waren ‘niet bijster betrouwbaar’ en door twee achterelkaar te plaatsen hoopten ze het teleurstellende niveau iets op te krikken. Vijfhonderd meter voor het internationale vliegveld van Oeganda moeten passagiers nog altijd de auto verlaten om door een metaaldetector te lopen terwijl de auto en chauffeur ongecontroleerd blijven. Uiteraard worden op deze manier alleen terroristen die een hekel hebben aan autorijden én thuis al hun Kalasjnikov hebben omgehangen gepakt.
Ik heb lang mijn schouders opgehaald over terroristische dreigingen in de landen waar ik werk. Na aanslagen van Al-Qaida in Ouagadougou in 2016, 2017 en 2018 werd ook in Burkina Faso het dreigingsniveau opgekrikt. Hoewel het Yibi hotel waar ik veelvuldig verbleef na een dodelijke schietpartij met terroristen werd gesloten en ook een koffieshop waar ik geregeld kwam ernstig getroffen werd, blijft Ouagadougou ontzettend veilig voelen. Haast op het saaie af. Toen voor Amerikaanse collega’s twee persoonlijke beveiligers ingevlogen werden uit Zuid-Afrika voelde dat extreem overdreven. De maatregel werkte vooral op onze lachspieren: we maakten er een spel van om samen aan het wakend oog van de beveiligers te ontsnappen op zoek naar een schimmige lokale bar of restaurant. Toch is er wel degelijk iets aan de hand. Na 230 aanslagen in de afgelopen 3 jaar, vaak klein maar soms groot en dodelijk, is het gevaar reëler en het officiële reisadvies negatief. Na een forse aanslag eind december hinkte ik op twee gedachten. Aan de ene kant wilde ik zo snel mogelijk naar mijn collega’s om mijn steun te betuigen en te laten zien dat onze samenwerking, inmiddels al bijna 15 jaar, sterker is dan Al-Qaida. Aan de andere kant wilde ik niemand uit mijn team nog naar Burkina Faso sturen. Hoewel de kans op een dodelijk verkeersongeluk nog steeds twintigmaal groter is dan sterven door een aanslag, zou ik het mezelf niet vergeven als iemand door mij in een gevaarlijke situatie zou komen. Maar goed… wat doe ik met de samenwerking? Mijn lokale promovendus is nog bezig met haar onderzoek en ook met een pasverworven beurs hoop ik in Burkina Faso nieuw onderzoek te starten. Hoewel de financier het zou toejuichen om het werk voor de zekerheid te verplaatsen naar een ander land, zoals een aantal internationale collega’s al hebben gedaan, zou dat voor mij niet goed voelen. Een langdurige samenwerking is toch een soort huwelijk – in goede en slechte tijden. Bovendien is het voor Burkinabé (nog) niet onveilig om vanuit ons veldstation te werken. Misschien past de oplossing perfect in mijn verlangens minder te vliegen en nóg meer te investeren in lokale onderzoekers. Ik ga proberen geld te vinden om een extra lokale arts een promotieplek aan te bieden in Nijmegen. Ook wil ik senior collega’s uit Burkina Faso vaker mogelijkheden bieden om naar Europa te komen. Aan hen zal ik de leiding over het veldwerk toevertrouwen. Het zal wennen zijn om minder met mijn voeten in het Sahelstof te staan en wat minder vaak een Afrikaanse beveiligingsbeambte diep in de ogen te kijken – daar geniet ik juist van – maar het werk gaat door.