Column door Teun Bousema
In maart 2021 was ik voor het eerst in meer dan een jaar weer eens voor mijn werk op reis. Vanwege alle coronamaatregelen was het anders dan voorheen. Tot voor kort tikte je in Burkina Faso bij wijze van begroeting een paar keer zachtjes met de zijkant van je hoofd tegen dat van de ander. In Ethiopië drukte je je rechterschouder stevig tegen die van de ander. Die mooie traditionele begroetingen maakten plaats voor een hoofdknikje op afstand en een onder een masker verborgen glimlach.
Ik had veel zin om vanuit mijn zolderkamer de wijde wereld weer eens in te trekken. Waar ik me ooit zorgen mocht maken over een groene mamba in de vriezerruimte en een heftige aanval van chikungunya, was RSI mijn enige concrete werkgevaar in de laatste maanden. Ik was wel toe aan wat avontuur. Toch kon ik niet ontkennen dat tijdens 14 maanden zonder internationale reizen mijn werk gewoon was doorgegaan. De teams in Gambia, Mali, Ethiopië, Uganda en Burkina Faso hielden de projecten draaiende, soms met minder problemen dan ik had durven hopen. Met Zoom was de internationale samenwerking goed gebleven en had ik zelfs een flink aantal nieuwe collega’s ontdekt. Via mijn computer bezocht ik bovendien meer congressen en symposia dan ooit tevoren.
De noodzaak van veelvuldig vliegen leek ineens achterhaald. Dus waarom toch het vliegtuig in? Ik had weliswaar goed nagedacht over deze trip: een aantal projecten en promovendi hadden echt mijn acute input nodig en ik had twee reizen efficiënt aan elkaar geknoopt om zo min mogelijk vliegkilometers te maken. En toch bleef een kritisch gevoel rondzingen tijdens mijn reis. Toen de steward van Air France alle Gouden- en Platina-kaarthouders een bijzonder welkom heette, dacht ik aan de circa 1 miljoen vliegkilometers die we op mijn afdeling gezamenlijk jaarlijks maakten. Ruim genoeg voor een reisje op en neer naar de maan. Aan de tassen van veel senior onderzoekers en medisch specialisten bungelt dan ook een goudkleurig kaartje dat hen als elitereizigers bestempelt. Een statussymbool dat aangeeft dat je er, met je vele reizen, toe doet. Wat betekent dat gouden kaartje na de ervaringen van de coronacrisis? Ik kan mezelf er niet meer van overtuigen dat zoveel vliegen als ik ooit deed, echt nodig is. Na de ervaringen van 2020 is veel vliegen voor je werk eerder een teken van onvermogen of onwil om je aan te passen aan de nieuwe digitale mogelijkheden.
Natuurlijk is digitaal contact niet hetzelfde als fysiek contact. Het is bij vlagen oersaai en soms inhoudelijk minder goed. Maar er is geen klimaatwetenschapper die zal ontkennen dat de toekomst op onze planeet compleet anders en veel onaangenamer zal zijn dan nu. In vergelijking met wat ons te wachten staat, stelt het ongemak van het aanpassen van ons reisgedrag bijzonder weinig voor. Daarover klagen is als een gezondheidswerker die midden in een ebola-epidemie moppert over het beschermingspak omdat geel zijn kleur niet is. Het is nu eenmaal nodig.
En academici hebben een rol. Met 7,8 miljoen wetenschappers wereldwijd overtreft de ecologische voetafdruk van academisch reisgedrag namelijk die van sommige landen. Ons oude systeem van academisch reizen heeft een systeemverandering nodig en daar ligt een belangrijke rol voor universiteiten, wetenschapsfinanciers en congresbureaus. Wij horen voorop te lopen bij veranderingen. Financiers kunnen hun paneldiscussies en vergaderingen digitaal organiseren, congresbureaus moeten digitale bijeenkomsten voortzetten en verbeteren. Ikzelf ga mijn eigen vliegkilometers na de coronacrisis minimaal halveren. Alleen nog de hoogstnoodzakelijke vliegreizen en daar dan ook maximaal van genieten. Wat ga jij doen?