Het aantal gerapporteerde gevallen van cerebrale veneuze sinustrombose door vaccingeïnduceerde immuuntrombotische trombocytopenie (CVST-VITT) in lage- en middeninkomenslanden (LMIC’s) is klein, ondanks het wijdverbreide gebruik van adenovirusvaccins. De klinische manifestatie en behandeling waren grotendeels vergelijkbaar met die in hoge-inkomenslanden (HIC’s), terwijl de mortaliteit lager was in MIC’s.
Op adenovirus gebaseerde COVID-19-vaccins worden op grote schaal gebruikt in LMIC’s. Opmerkelijk is dat in deze landen zeer weinig gevallen van CVST-VITT zijn gemeld. Onderzoekers van de Cerebral Venous Sinus Thrombosis with Thrombocytopenia Syndrome Study Group bestudeerden daarom de frequentie en kenmerken van CVST-VITT in LMIC’s. Daarvoor gebruikten zij gegevens uit een internationaal register voor CVST na COVID-19-vaccinatie. Ook vergeleken de onderzoekers de klinische manifestatie, behandeling en uitkomsten tussen CVST-VITT-gevallen in LMIC’s en HIC’s.
Tot augustus 2022 werden 228 CVST-gevallen gemeld, waarvan 63 in LMIC’s (allemaal MIC’s: Brazilië, China, India, Iran, Mexico, Pakistan, Turkije). Van deze 63 voldeden er 32 (51%) aan de criteria voor VITT, tegenover 103 van de 165 (62%) gevallen in HIC’s. Bij slechts 5 van de 32 (16%) CVST-VITT-gevallen in MIC’s werd een definitieve VITT vastgesteld, voornamelijk omdat vaak niet werd getest op antistoffen tegen plaatjesfactor 4. De mediane leeftijd was 26 (IQR 20-37) versus 47 (IQR 32-58) jaar en het percentage vrouwen was 78% versus 75% bij gevallen in MIC’s versus HIC’s. Patiënten in MIC’s werden later gediagnosticeerd dan patiënten in HIC’s (3 vs. 63% gediagnosticeerd vóór mei 2021). Klinische manifestaties, waaronder intracraniële bloeding, waren grotendeels vergelijkbaar, evenals het gebruik van intraveneus immuunglobuline. De ziekenhuismortaliteit was lager in MIC’s (23%; 95%-BI 11-40) dan in HIC’s (43%; 95%-BI 34-53; p = 0,039).
Bron: