Onderzoek van het LUMC toont aan dat darbepoëtine alfa gemiddeld de helft van het aantal bloedtransfusies bij baby’s met rhesusziekte kan voorkomen. En dat scheelt opnames en controles in het ziekenhuis.
Gemiddeld hebben baby’s met rhesusziekte na een eerste bloedtranfusie nog 2 transfusies nodig, maar soms zelfs 6. Die opnames wilden de onderzoekers verminderen. Daarom deden zij onderzoek naar darbepoëtine alfa, een bestaand medicijn dat de bloedaanmaak stimuleert.
In hun studie, gepubliceerd in The Lancet Haematology, toonden de onderzoekers aan dat darbepoëtine alfa-injecties gemiddeld de helft van het aantal bloedtransfusies kunnen voorkomen. De prik kan worden gegeven door een huisarts of wijkverpleegkundige, eventueel thuis. Vanaf een week na de geboorte moet een baby de prik wekelijks krijgen; vaak zijn 5 à 6 prikken voldoende.
Het medicijn voorkomt niet alleen opnames, maar ook frequente polibezoeken voor controle. Verder drukt het medicijn de kosten; het opnemen van een kind voor een behandeling is duurder dan de darbepoëtine alfa geven.
In totaal heeft de studie 5 jaar geduurd. Op dit moment kijkt het LUMC hoe het medicijn vast onderdeel kan worden van de behandeling. Daarvoor moet de verzekeraar het gebruik van darbepoëtine alfa bij rhesusziekte eerst goedkeuren.
Bron: