Een grote analyse laat zien dat alfa-synucleïne ‘seed amplification assays’ (SAA’s) een hoge sensitiviteit en specificiteit hebben voor het identificeren van patiënten met de ziekte van Parkinson, hoewel de resultaten variëren afhankelijk van de aanwezigheid van LRRK2-varianten en klinische kenmerken, met name hyposmie.
Voor deze analyse werd het goed gekarakteriseerde multicentercohort van het Parkinson’s Progression Markers Initiative (PPMI) gebruikt. Het doel was om de diagnostische prestaties van een alfa-synucleïne SAA, uitgevoerd op CSF, te beoordelen en om te onderzoeken of de test heterogeniteit tussen patiënten kan identificeren en vroege identificatie van risicogroepen mogelijk maakt. De analyse omvatte 1123 deelnemers die waren geïncludeerd tussen 2010 en 2019. Van hen hadden er 545 Parkinson, 163 waren gezonde controles, 54 hadden parkinsonisme met ‘scans without evidence of dopamine deficiency’ (SWEDD), 51 hadden prodromale symptomen (hyposmie of REM-slaapgedragsstoornis) en 310 waren dragers van LRRK2– en GBA-varianten zonder symptomen.
De sensitiviteit voor de ziekte van Parkinson was 87,7% (95%-BI 84,9-90,5) en de specificiteit voor gezonde controles 96,3% (93,4-99,2). De sensitiviteit van de test was het hoogst bij sporadische ziekte van Parkinson met reukstoornis: 98,6% (96,4-99,4). Het percentage deelnemers met een positieve alfa-synucleïne SAA was lager in subgroepen waaronder deelnemers met LRRK2-Parkinson (67,5%; 59,2-75,8) en personen met sporadische Parkinson zonder reukstoornis (78,3%; 69,8-86,7). Deelnemers met een LRRK2-variant en normale reukzin hadden nog minder vaak een positieve alfa-synucleïne SAA-uitkomst (34,7%; 21,-48,0). Van de prodromale en ‘at risk’-groepen hadden 44 van de 51 deelnemers (86%) met REM-slaapgedragsstoornis of hyposmie een positieve alfa-synucleïne SAA. 25 van 310 (8%) niet-manifesterende dragers (9% LRRK2 en 7% GBA) testten positief.
Bron: