Van internist-infectioloog naar zorgondernemer, waartoe de ontwikkeling van een app voor mensen met hiv al niet kan leiden. Joop Arends neemt op basis van de HappiApp de sprong om de start-up Happi verder uit te bouwen. Het past bij hem, zegt hij, hij is altijd op zoek naar nieuwe uitdagingen.
Er zit een dunne lijn tussen moed en waanzin, kreeg Arends van zijn broer te horen toen hij vertelde dat hij zijn werk als internist-infectioloog in het UMC Utrecht achter zich laat om zich volledig te gaan richten op de start-up Happi. “En het is natuurlijk ook een stap met een zeker risico”, zegt hij. “De HappiApp voor mensen met hiv is succesvol en we hebben al uitgebreid naar apps voor huidproblemen en hematologie. Maar dat is nog geen garantie dat die start-up een succesvol bedrijf wordt en dat ik de juiste persoon ben om dat te bewerkstelligen. Maar aan de andere kant: als ik van Happi echt een succes wil maken, is dit wel het moment om daarvoor fulltime de verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien speelde al langer in mijn achterhoofd de gedachte dat ik aan een nieuwe uitdaging toe was, ik had dan ook in september 2019 een sabbatical van vier maanden genomen om na te kunnen denken over de vraag of ik wel tot mijn pensioen hetzelfde werk wilde blijven doen, als clinicus en onderzoeker dus. Ga dan naar de periferie, zeiden vrienden. Maar mijn passie ligt op het snijvlak van zorg en digitalisering. Producten ontwikkelen voor de zorg die dingen gemakkelijker maken, de ontwikkeling van die app had me geleerd dat ik daar energie van krijg. En als je de ruimte krijgt om iets te doen waar je energie van krijgt, dan is zo’n stap ineens helemaal niet zo eng meer.”
Geïnteresseerd in wetenschap
Dus wordt Arends fulltime ondernemer. “Wat niet wegneemt dat geneeskunde een bewuste keuze was toen ik van de middelbare school kwam”, vertelt hij, “al had ik achteraf beschouwd economie net zo interessant gevonden.” Maar was de keuze voor geneeskunde misschien niet een beetje een uitgemaakte zaak, gelet op het feit dat zijn hele familie dokter was? “Nou, mijn broer en zus zijn het niet”, zegt hij lachend, “maar ik heb gekscherend wel eens gezegd dat mijn carrière al bij mijn geboorte genetisch vastlag.”
Het was vooral de wetenschappelijke kant van de zorg die de jonge Arends aansprak, de pathofysiologie. Omdat hij in Nederland werd uitgeloot, ging hij geneeskunde studeren in Antwerpen, maar hij rondde zijn opleiding af in Maastricht. Vervolgens kwam hij als anios in het OLVG in Amsterdam terecht. En toen hij middenin een wereldreis zat – bedoeld om na te denken over de vraag of hij echt wel op de juiste koers zat – kreeg hij in hetzelfde ziekenhuis een opleidingsplaats aangeboden. “Interne geneeskunde is een breed vak, wat aansluit bij mijn behoefte om steeds uitgedaagd te worden”, zegt hij. “Ik wist toen al dat ik er niet blij van zou worden om op mijn 45ste voor de honderdste keer dezelfde operatie uit te voeren.”
Promotieonderzoek
Die behoefte te worden uitgedaagd, vertaalde zich in de keuze voor infectieziekten. “Ik dacht: dan zie ik patiënten met problemen die ik niet eerder heb gezien”, zegt hij. “Bovendien had ik een stemmetje in mijn achterhoofd – toen al – dat zei: als je niet tot je pensioen in het ziekenhuis wilt blijven werken, kun je met dat vak ook bij de GGD of Artsen Zonder Grenzen terecht.”
Het UMC Utrecht zat verlegen om een aios die promotieonderzoek wilde doen naar virale hepatitis C. “De combinatie van hiv en hepatitis C fascineerde me”, vertelt hij. “Ik maakte van nabij de omslag mee van hepatitis C-patiënten die ernstig ziek werden en die we weinig konden bieden, naar patiënten die met één pilletje per dag klachtenvrij werden.” Toen dit punt bereikt was, speelde bij Arends weer de behoefte aan nieuwe uitdagingen op. “Als je rond de 40 bent is dat het moment waarop je op een tweesprong komt”, vertelt hij. “In mijn geval: kiezen voor het functieprofiel van de infectioloog als staflid of een gooi doen naar het hoogleraarschap. Maar mijn interesse in digitalisering leidde tot een derde route, daarbij zeker ook getriggerd door Clayton Christensen’s gedachtegoed over ‘disruptive medicine’. Ik wilde iets doen op het gebied van zorgverandering. En dat, gecombineerd met die belangstelling voor digitalisering, leidde tot de ontwikkeling van de HappiApp.”
Vanuit de patiënt
Een belangrijk element in het succes van de HappiApp is dat bij de ontwikkeling ervan direct vanaf het begin de beoogde patiëntgroep werd betrokken. Een denktank-avond met patiënten in het UMC Utrecht leidde in antwoord op de vraag hoe de zorg voor die patiënten kon worden verbeterd tot het antwoord: ‘Wij willen met de dokter kunnen appen en chatten’. Arends: “Dat was op dat moment nog een stap te ver, maar het was wel mogelijk om met een app gericht digitaal contact tussen patiënt en ziekenhuis mogelijk te maken, om mensen met hiv kennis, gemak en vertrouwen te geven in de omgang met hun ziekte en gezondheid.”
De manier waarop in de app kwaliteit van leven wordt uitgevraagd, trok de aandacht van een dermatoloog, want kwaliteit van leven is ook bij chronische huidziekten een groot probleem. Zo kwam er dus ook een app voor deze patiëntengroep en even later ook een voor hematologie. “De bedoeling is nu het verder uit te bouwen”, vertelt Arends. “De apps zijn gratis voor de gebruikers. Ik investeer er zelf in en krijg ook financiering voor alle drie de doelgroepen van de farmaceutische industrie.”
Verdienmodel vinden
Maar financiering door de farmaceutische industrie kenmerkt zich door cycli van een jaar, dus is Arends nu op zoek naar een bestendiger verdienmodel om snelheid te kunnen maken in de verdere ontwikkeling die hem voor ogen staat. “Daarbij kijk ik ook naar de ontwikkeling van apps voor andere doeleinden”, vertelt Arends, “steeds gericht op de patiënt vertrouwen geven zelf zijn ziekte te managen en dus altijd samen met patiënten en patiëntenverenigingen te ontwikkelen. Maar voor de korte termijn ligt mijn focus op de financiering van Happi. De investeerder kan de Rabobank zijn, waarvan we nu een innovatielening hebben”, vertelt hij, “maar het kan ook een ‘angel investor’ zijn, een categorie ‘private equity’ bedrijven die bereid zijn er langer in te zitten en een hoger risico te nemen.”
Uitdagingen genoeg dus, helemaal in lijn met hoe Arends zich verhoudt tot werk. “De korte cycli van in je superviserende rol als arts tot de kern van een probleem komen en op basis daarvan een beslissing nemen, vond ik ook altijd uitdagend”, zegt hij. “Die zal ik wel gaan missen, ik beland nu in een wereld waarin de lijnen langer zijn.” Maakt dat het toch voldoende waard voor hem om zijn BIG-registratie achter zich te laten? “Die vraag schuif ik nog even voor me uit”, zegt hij, “ik heb nog een paar jaar om daarover te beslissen en dus om van Happi een succes te maken.”