De ziekenhuissector staat aan de vooravond van een enorme verandering door de digitale transformatie van de zorg, stelt Leonard Witkamp, bijzonder hoogleraar telemedicine aan de Universiteit van Amsterdam. Die transformatie zat er al langer aan te komen, maar de coronacrisis laat nu glashelder zien hoe onontkoombaar en aanstaande die is.
Witkamp gooit graag eens een steen in de vijver. ‘Het aantal bezoeken aan medisch specialisten kan zó worden gehalveerd’, schreef hij bijvoorbeeld in een opinieartikel voor Het Parool in 2019, zorg kan immers vaak net zo goed buiten het ziekenhuis worden geleverd. In antwoord op de vraag hoe daar toentertijd op werd gereageerd, zegt hij: “De grap is dat eigenlijk iedereen het er wel mee eens is, hoe verder ze van het systeem afstaan en als mens reageren, hoe meer zelfs. Vanuit het systeem geredeneerd is het echter heel moeilijk om naar dit besef te handelen. ‘Het geld zit nu eenmaal al in de ziekenhuizen en we gaan natuurlijk niet dubbel betalen’, klinkt het dan bijvoorbeeld. In het systeemdenken wordt dus heel snel teruggevallen op uitleg waarom het niet kan. Al kun je op de achterkant van een bierviltje uitleggen waarom het logisch is dat dit wél staat te gebeuren.”
Leerzaam
Toen Witkamp dat opinieartikel schreef, was hij al 19 jaar bezig met Ksyos, zijn telemedisch centrum met een breed aanbod aan e-healthdiensten. “Bij dat soort innovaties moet je je altijd richten op de 20% van de zorgprofessionals die zoiets een goed idee vinden”, vertelt hij. “De mensen die je op congressen ziet, die in stafbesturen zitten en die open staan voor nieuwe dingen. De 60% die daarna komt, moet je overtuigen, maar volgt dan wel. Je moet ze het gevoel geven dat ze er wat voor terugkrijgen en je moet ze erin opleiden. De laatste 20% moet je links laten liggen, die vindt niks leuk.”
Witkamp stelt dat inmiddels 8.500 huisartsen, 2.500 medisch specialisten en 9.000 paramedici gebruikmaken van de diensten van zijn bedrijf. “De eerste reden is dat ze er lol in hebben”, zegt hij, “de tweede is dat ze ervan leren. Dat is ook zo, want als je onder supervisie veel meer handelingen zelf kunt verrichten, is dat natuurlijk ook heel leerzaam.” Wat betreft de patiënten die van deze vorm van e-health gebruikmaken, vindt hij zichzelf een goed voorbeeld van de minimumeis waaraan iemand moet voldoen. “Ik ben zo iemand die altijd ruzie heeft met zijn afstandsbediening”, zegt hij, “digitaal ben ik een kluns. Daarom ben ik bij uitstek de doelgroep: als ik het kan, kan iedereen het. En het is voor de patiënt zo waardevol om van e-health gebruik te maken. Neem bijvoorbeeld het stellen van de diagnose obstructief slaapapneu syndroom. Gangbaar is dat de patiënt hiervoor 1 nacht in het ziekenhuis moet slapen met plakkers op zijn hoofd. Die ene nacht is feitelijk te kort, want voor een correcte diagnose is een beeld over 3 nachten nodig. Het alternatief is een apparaatje aan de vinger waarmee de patiënt thuis in zijn eigen bed drie nachten wordt gemonitord, gevolgd door een videocall.”
Van crisis naar regulier
Het is slechts één voorbeeld, stelt Witkamp. Er komen steeds meer diagnostische hulpmiddelen op de markt die de patiënt zelf kan toepassen, of waarmee de huisarts onder supervisie van een medisch specialist kan werken. “Dit is inmiddels ook binnen de ziekenhuissector duidelijk”, zegt hij. “De voorlopers onder de ziekenhuisbestuurders beseffen nu ook dat de ziekenhuiszorg in zijn huidige vorm niet houdbaar is. De eerste 10 ziekenhuizen die de digitalisering durven te omarmen, zijn de 10 die over 20 jaar nog bestaan. Alle conventionele ziekenhuizen gaan verdwijnen. Over 5 of 10 jaar is de coronasituatie van nu de reguliere situatie geworden, en daarop móeten de ziekenhuizen inspelen. De partijen die dit doen en die de transitie van ziekte naar gezondheid omarmen, gaan heel groot worden. Die werken samen met partners die het best zijn op hun specifieke kennisgebied en zijn daarmee in staat om elkaars werkwijze te verbeteren. Ze zijn bovendien bereid te investeren in een dataplatform dat de patiënt volgt.”
Dit laatste is de afgelopen jaren de overheid en het veld niet gelukt. Waarom denkt Witkamp dat het nu wel gaat lukken? “Omdat het van de mensen – in ziekenhuizen, huisartspraktijken en IT-bedrijven – gaat komen die zien dat het onontkoombaar is en die gemotiveerd zijn om dit te doen”, zegt hij stellig. “En dat is meteen ook een diskwalificatie van alle partijen die daartoe niet bereid zijn. Ook de leveranciers van zorg-ICT, die verdienen aan het huidige systeemfalen. Als we daarin blijven meedraaien, is de zorg over 5 of 10 jaar niet meer bereikbaar voor de mensen die het nodig hebben. En de oplossing ligt voor de hand.”
Omslag in denken
Witkamp stelt dat de coronacrisis een belangrijke rol speelt bij de reden waarom de digitale transitie waarover hij het al jaren heeft er nu wél gaat komen. “In de praktijk zien we hier op dit moment nog niet heel veel meer van dan beeldbellen”, zegt hij, “en dat is natuurlijk niet bepaald de digitale transformatie waarover ik het heb. Maar de coronacrisis heeft de zorg wel duidelijk gemaakt: er hoeft maar dít te gebeuren of het gaat fout. Daarom zijn wij nu ineens partners geworden voor de ziekenhuizen en willen ook de zorgverzekeraars met ons in gesprek komen. Het gesprek met die laatste blijft moeilijk, ik zie nog niet direct grote projecten tot stand komen, maar er is duidelijk een omslag in het denken gaande. Tegelijkertijd zie ik op dit moment natuurlijk nog wel de grootste tractie in de ziekenhuizen, die in de huidige crisissituatie met man en macht proberen de boel overeind te houden. Dat gaat ze geen tweede keer lukken.”
Maar dat hoeft ook niet, stelt Witkamp, want de digitale transformatie is de oplossing. “De helft van de ziekenhuiszorg is laagcomplex en kan op afstand worden geleverd bij de huisarts”, zegt hij. “40% is middencomplex en kan in regionale servicecentra. Dan komen de ziekenhuizen toe aan die 10% die écht complex is en waarvoor zij zo hard nodig zijn. Natuurlijk betekent dit wel dat dat dan veel minder ziekenhuizen zijn dan nu.”
De patiënt meekrijgen
Punt is wel dat ook de patiënt open moet staan voor de digitale transformatie. Recent onderzoek door Groningse studenten liet zien dat artsen en patiënten niet op één lijn zitten over het doel van een teleconsult. De patiënt mist het fysieke consult en ziet het teleconsult hooguit als additioneel. “Even vooropgesteld: een teleconsult is zoals ik al zei nog geen digitale transformatie”, reageert Witkamp. “Maar de vraag hoe je de patiënt meekrijgt is natuurlijk wel relevant. Je doet dit door de voordelen te laten zien van digitale zorg en door het voor te stellen als een blended model. Het is geen totale omwenteling die zich in één keer voltrekt, het is een geleidelijke, graduele transformatie. Ik vergelijk het altijd met diensten als Über of Bol. De een regelt een Über, de ander loopt naar een taxistandplaats. De een koopt alle boeken bij Bol, de ander zweert bij de lokale boekwinkel. Beide kunnen heel goed naast elkaar bestaan.”
Zo komt die digitale transformatie gaandeweg vanzelf tot stand, stelt Witkamp. “En daarmee de democratisering van de zorg”, zegt hij, “waarin de patiënt inzicht heeft in zijn ziekte en zorg, en zelf kan bepalen hoe hij die zorg wil ontvangen.”