Afgelopen januari legde prof. dr. M.A.A.J. (Maurice) van den Bosch zijn functie als bestuursvoorzitter van het Amsterdamse binnenstadsziekenhuis OLVG neer, om bestuursvoorzitter te worden van het Antoni van Leeuwenhoek in diezelfde stad. De specialisatie van dit ziekenhuis op het gebied van oncologie – en de koppeling aan het fundamenteel onderzoek in het Nederlands Kanker Instituut – geeft een nieuwe focus aan zijn ambities.
“Als je ergens gedurende 2 periodes van 4 jaar bestuurder bent geweest, is het tijd voor beweging”, zegt Van den Bosch nuchter, in antwoord op de vraag waarom hij het OLVG verruilde voor het Antoni van Leeuwenhoek. “Die jaren bij het OLVG en ook het voorzitterschap van Santeon – het samenwerkingsverband van 7 topklinische ziekenhuizen – waren prachtig. Maar toen het AvL mij benaderde om mee te doen aan de procedure voor het vinden van een nieuwe bestuursvoorzitter was ik wel direct geïnteresseerd. Ook in mijn functie als bestuurder ben ik altijd een zorgman gebleven. Ik realiseerde me dat ik met mijn oude ervaringen als interventieradioloog en met mijn bestuurlijke ervaring van toegevoegde waarde kan zijn voor dit ziekenhuis. Zeker ook gelet op de ambitie van het AvL om naar buiten te bewegen met de laatste kennis vanuit de wetenschap.”
Enorme betrokkenheid
Al snel na zijn komst werd Van den Bosch zich bewust van de enorme betrokkenheid van alle medewerkers bij de wetenschap en de patiëntenzorg. “Dat zit echt diep in de organisatie verankerd”, zegt hij. “De doorvertaling waarvan hier sprake is van de wetenschap vanuit het Nederlands Kanker Instituut naar de klinische praktijk in het AvL is echt uniek. Veel doorbraken op klinisch gebied vinden hun oorsprong in fundamenteel onderzoek dat daar in het laboratorium – vaak in internationale samenwerkingsverbanden – heeft plaatsgevonden. Dat is ook wat wij inbrengen in het regionaal oncologienetwerk OncoNoVo+, in intensieve samenwerking met het Amsterdam UMC. Gezamenlijk spannen wij ons als 14 ziekenhuizen in OncoNoVo+ in om de doelstellingen van het Integraal Zorgakkoord op het gebied van de oncologische zorg in het netwerk te brengen.”
De agenda bepalen
Ook in breder perspectief dan binnen het regionaal netwerk ziet Van den Bosch een duidelijke rol voor het AvL. “We weten ons geconfronteerd met een wereld waarin 1 op de 2 mensen kanker ontwikkelt”, vertelt hij. “Dit gegeven maakt het heel belangrijk voor ons als landelijk klinisch expertisecentrum en wetenschappelijk kenniscentrum om samen met partners als VWS, KWF, IKNL en Zorginstituut Nederland een Nederlandse Kanker Agenda op te stellen voor langetermijndoelen. Daarnaast wordt in het IZA nadruk gelegd op volumenormen om de kwaliteit van de kankerzorg te verbeteren. Wij brengen graag in dat – naast volumenormen – transparant zijn over behaalde uitkomsten nog veel belangrijker is. Welke waarde voeg je toe met wat je doet voor patiënten? Daar gaat het om. Nieuwe ontwikkelingen laten zien dat vaker een kleine operatie nodig is, of soms zelfs van een operatie kan worden afgezien. Meer sturen op passende zorg, waarin kwaliteit van leven en bewust afzien van interventies belangrijke rollen vervullen.”
Van den Bosch realiseert zich dat dit laatste moeilijke gesprekken kan opleveren in de spreekkamer. “Maar de vraag of iets niet doen niet beter kan zijn dan een innovatie toepassen waarvan de uitkomst nog onbekend is, is wel relevant”, zegt hij. “Voor het beantwoorden van die vraag is onderzoek nodig, en vertaling van de uitkomsten daarvan naar de praktijk. Daar kunnen enorm impactvolle besluiten voor de patiënt uit voortkomen. Denk als voorbeeld aan een de-escalatieprotocol van kortere chemokuren, geen bestraling en niet opereren. Het is een strategie die bij sommige kankerpatiënten een betere levenskwaliteit biedt, zonder dat hun overlevingskansen dalen. Dat is echt iets wat we landelijk moeten oppakken.”
Uitdagingen
Met welke uitdagingen ziet Van den Bosch zich als bestuurder geconfronteerd om de positie van het AvL te consolideren en versterken?
“Dat zijn er zeker wel een paar”, reageert hij. “Als eerste de vraag of we erin zullen blijven slagen de juiste mensen aan te trekken. Talentvolle medische professionals en onderzoekers maken de organisatie. In veel andere landen wordt beter verdiend en zijn de mogelijkheden tot subsidieverstrekking beter.”
Het tweede hangt hiermee samen: financiering. “We zijn uiteraard dankbaar voor de onderzoeksgelden die KWF, Nationaal Groeifonds en ZonMw bieden. Maar het nieuwe kabinet heeft het besluit genomen te bezuinigen op wetenschap en innovatie en ook donaties lopen terug. Dus hoe blijven we er dan in slagen om fundamenteel onderzoek te financieren? In het buitenland is publiek-private samenwerking veel meer gemeengoed. Ik denk dat ook wij daar naartoe moeten bewegen.”
Als derde uitdaging wijst Van den Bosch op het feit dat de zorg gefragmenteerd is. “Dat maakt het moeilijk om nieuwe initiatieven, bijvoorbeeld op het gebied van dure geneesmiddelen of neoadjuvante therapieën, op te schalen”, zegt hij. “Met de grotere ziekenhuisketens die in andere landen bestaan, gaat dat een stuk beter. We moeten daarom meer gaan werken in netwerken die gebaseerd zijn op onderzoeksthema’s. Gelegenheidscoalities dus. Innovaties komen daar vaak uit voort, weet ik uit eerdere ervaring.”
Gelijke toegang
Van den Bosch noemt het zijn missie om gelijke toegang tot de beste kankerzorg te verbeteren in Nederland. In het licht hiervan trof de recente publicatie van IKNL – over het feit dat mensen met lagere inkomens minder vaak een kankerbehandeling krijgen die gericht is op genezing, levensverlenging of het tegengaan van tumorgroei – hem onaangenaam.
“In de kern wist ik dit natuurlijk wel”, zegt hij, “maar ik schrok toch nog van hóe erg de verschillen zijn. Voor mij onderstreept het alleen maar hoezeer we naar die gelijke toegang moeten streven. Als het over transparantie over uitkomsten van zorg gaat – ook een belangrijk speerpunt voor mij – is het zaak dat we ons realiseren dat niet iedere patiënt dezelfde patiënt is. Het is echt belangrijk in de spreekkamer tijd te steken in het gesprek met de patiënt in de context waarin die leeft en ziek is. Daar ligt nog een opgave.”
Preventiebeleid
Wat hierbij meespeelt, is dat de mensen over wie IKNL het in die recente publicatie heeft, vaker bijkomende aandoeningen hebben, vaker in slechtere conditie verkeren, vaker een hogere BMI hebben en vaker roken. Dat zijn problemen die deels de mogelijkheden voor het bieden van een optimale behandeling in de weg kunnen staan, maar ook deels problemen die zich buiten de zorg afspelen. “Ook in dat laatste vind ik dat wij een rol horen te spelen”, zegt Van den Bosch. “Waar het over roken gaat, wil ik graag in gesprek met Wanda de Kanter over hoe we effectief preventiebeleid kunnen voeren. Dat gaat weliswaar buiten ons ziekenhuisdomein om, maar we moeten ons er wel naartoe bewegen. Iets wat politiek nu alleen maar moeilijker wordt, helaas, met een coalitie die naast de bezuinigingen op wetenschap en innovatie ook nog zegt preventie heel belangrijk te vinden, maar er wel 300 miljoen euro op bezuinigt. Maar toch zie ik het echt als een maatschappelijke rol die we als gezondheidszorginstellingen hebben. En ik vind ook dat mensen dit juist van het NKI/AvL mogen verwachten.”