De dottertherapie bij een myocardinfarct is weliswaar zeer succesvol, maar 30 tot 50% van alle behandelde patiënten ontwikkelt daarna ernstig hartfalen, mede veroorzaakt door een bloeding in de hartspier. Dat blijkt uit een uitvoerige literatuurstudie door Ryanne Betgem, geneeskundestudente (master) bij VUmc en Guus de Waard, onderzoeker bij VUmc.
Zij publiceren het onderzoek deze week samen met collega’s van VUmc in Nature Reviews Cardiology. ‘Hier zijn we pas sinds kort achter en er is nog geen behandeling voor deze enorme groep patiënten’, zegt Betgem. ‘De behandeling van het acute hartinfarct is dus niet zo effectief als we altijd hebben gedacht.’ De onderzoekers veronderstellen dat tijdens het hartinfarct de afwezigheid van zuurstof en bloeddruk zorgt voor beschadiging van de kleine vaten in het hart.
Wanneer de kransslagader wordt geopend bij het dotteren, zorgt het plotsklaps op gang komen van bloed ervoor dat bloedvaatjes verder kapotgaan, met als gevolg intramyocardiale hemorrhagie. Deze bloeding verhindert het herstel en leidt op termijn mogelijk tot hartfalen. In die zin werken de OAC die patiënten na het dotteren krijgen ook contraproductie; ze dragen bij aan de bloeding.” Volgens Betgem weten veel cardiologen op dit moment nog niet goed wat het probleem is, hoe ze er mee om moeten gaan en naar welke therapeutische mogelijkheden ze moeten zoeken.
Langzame druktoename
Oplossingen liggen in het langzamer openen van het bloedvat, zodat de plotselinge druktoename op de kleine vaten kleiner is. Ook het verlagen van de bloeddruk tijdens de dotterprocedure zou een gunstig effect op de kwetsbare vaatjes kunnen hebben. Ten derde zouden cardiologen ook de timing en mate van toedienen van de antistollingsmiddelen kritisch tegen het licht moeten houden. Betgem en haar collega’s roepen vakgenoten op om meer onderzoek hiernaar te doen. Aan het VUmc wordt nu uitgebreid experimenteel en klinisch onderzoek gedaan naar de precieze oorzaken van de vaatlekkage en de mogelijkheden om dit met medicijnen tegen te gaan.
Overbodig
Bij diffuus coronairlijden en microvasculaire ziekte kan er zich een situatie voordoen dat dotteren of een bypassoperatie geen effect meer hebben. Dat schrijft hoogleraar cardiologie Nico Pijls in het boek Cardiologie. Pijls wijst erop dat er bij atherosclerose meestal niet sprake is van één focale vernauwing in een epicardiale coronaire arterie. In werkelijkheid is atherosclerose een meer diffuse ziekte en men ziet dan ook vaak diffuse aantasting van de coronaire arteriën met daarop gesuperponeerd één of meer focale vernauwingen. Er kan zich dus zelfs een situatie voordoen waarin de afwijkingen zo diffuus aanwezig zijn dat dotteren of een bypassoperatie geen effect meer heeft. Voor de diagnostiek en besluitvorming in dergelijke situaties kan men ook gebruikmaken van coronaire drukmetingen en het bepalen van de fractionele flowreserve. In dat geval wordt de voerdraad met druksensor diep in de coronaire arterie ingebracht, wordt maximale hyperemie geïnduceerd en wordt vervolgens de druksensor langzaam teruggetrokken tot aan het ostium van de betreffende arterie. Wanneer er in die situatie één of enkele lokale druksprongen bestaan, is het zinvol op de betreffende plaatsen een stent te plaatsen. Wanneer er echter een diffuus drukverval is, is dotteren niet meer zinvol en is medicamenteuze behandeling aangewezen.
Naar het onderzoek in Nature Reviews Cardiology
Het boek Cardiologie