Patiënten met ultra-short coeliakie hebben vergelijkbare symptomen én evenveel baat bij een glutenvrij dieet als patiënten met de klassieke vorm van coeliakie. Dat concluderen Raju en collega’s op basis van de eerste, internationale cohort- en patiënt-controleonderzoek naar deze nieuwe entiteit van coeliakie.
In 2016 verscheen de eerste studie naar ultra-short coeliac disease (USCD); een vorm waarbij alleen villeuze atrofie aanwezig is in het eerste deel van het duodenum (bulbus duodeni; D1) bij een positieve serologie voor coeliakie. Omdat er maar weinig verdere studies zijn geweest en er weinig bekend is over hoe USCD-patiënten op behandeling reageren, voerden Raju et al. deze multicenterstudie uit onder 137 patiënten met USCD uit 10 tertiaire ziekenhuizen (6 in Europa, 2 in Azië, 1 in Noord-Amerika en 1 in Oceanië) en vergeleken ze met 137 patiënten met klassieke coeliakie met dezelfde leeftijd en geslacht.
Ten opzichte van ‘gewone’ coeliakiepatiënten bleken USCD-patiënten lagere tTG-IgA-concentraties te hebben op het moment van de index-gastroscopie (1,8 x upper limit of normal (ULN) vs. 12,6 x ULN; p < 0,001). Verder hadden USCD-patiënten gemiddeld 3 symptomen, evenveel als degenen met klassieke coeliakie (p = 0,875) en hadden ze minder vaak ijzertekort (22,4% vs. 41,8%; p = 0,006).
Na ruim 3 jaar (mediaan 1.181 dagen) een glutenvrij dieet te hebben gevolgd, bleken de tTG-IgA-waarden in beide groepen evenveel gedaald (0,5 vs. 0,7 x ULN; p = 0,312). Bovendien rapporteerde de overgrote meerderheid (95,7%) van de USCD-patiënten een klinische verbetering van hun symptomen. Deze studie ondersteunt dan ook de aanbeveling om D1-sampling op te nemen in de endoscopische diagnostische work-up voor coeliakie.
Bron: