Een onderbreking van 2 weken in de behandeling met methotrexaat resulteerde bij patiënten met immuungemedieerde ontstekingsziekten in een verhoging van de antilichaamrespons na COVID-19-vaccinatie. Dat blijkt uit de VROOM-trial waarvan de resultaten in The Lancet Respiratory Medicine zijn verschenen.
De onderzoekers beoordeelden of een onderbreking van de behandeling met methotrexaat van 2 weken direct na de COVID-19-booster de antilichaamresponsen tegen het S1-receptorbindende domein (S1-RBD) van het SARS-CoV-2-spike-eiwit verbeterde in vergelijking met het continueren van methotrexaat. Deze open label, prospectieve, gerandomiseerde, superioriteitsstudie werd uitgevoerd in 26 ziekenhuizen in het VK bij volwassenen patiënten met reumatologische of dermatologische immuungemedieerde inflammatoire aandoeningen die wekelijks methotrexaat (≤ 25 mg/week) gebruikten gedurende ≥ 3 maanden. Zij moesten 2 primaire vaccindoses hebben ontvangen in het Britse COVID-19-vaccinatieprogramma en werden vervolgens 1:1 gerandomiseerd naar tijdelijk stoppen met methotrexaat gedurende 2 weken direct na de COVID-19-booster of voortzetten van de behandeling. De primaire uitkomst was de S1-RBD-antilichaamtiter 4 weken na de booster.
In deze interimanalyse werden 254 patiënten opgenomen van wie er 127 methotrexaat continueerden en 127 de behandeling onderbraken. De gemiddelde leeftijd was 59,1 jaar, 61% was vrouw, 51% had reumatoïde artritis en 34% psoriasis met of zonder artritis. Na 4 weken was de geometrisch gemiddelde S1-RBD-antilichaamtiter 22.750 E/ml (95%-BI 19.314-26.796) in de groep die de behandeling onderbrak en 10.798 E/ml (8970-12.997) in de groep die methotrexaat continueerde, met een geometrisch gemiddelde ratio (GMR) van 2,19 (95%-BI 1,57-3,04; p < 0,0001). De verhoogde antilichaamrespons in de onderbrekingsgroep was consistent bij verschillende methotrexaat-doses, toedieningsroutes, typen ontstekingsziekte, leeftijden, typen primaire vaccinatie en geschiedenis van SARS-CoV-2-infectie.
Bron: