Uit een internationale, prospectieve, observationele studie blijkt dat er binnen Europa belangrijke geografische verschillen bestaan in de oorzaken, microbiologie, ernst en uitkomsten van bronchiëctasie.
In het EMBARC-register worden klinische gegevens verzameld van volwassen patiënten met bronchiëctasie uit 27 Europese landen en Israël. Tussen 2015 en 2022 werden 16.963 patiënten geïncludeerd. De mediane leeftijd was 67 jaar (IQR 57-74) en 60,9% was vrouw. Bij 38,1% van de personen kon geen oorzaak worden aangewezen en bij 21,1% werd deze geclassificeerd als post-infectieus. De deelnemers hadden een mediaan van 2 exacerbaties (IQR 1-4) per jaar en 4483 patiënten (26,4%) waren in het voorgaande jaar opgenomen vanwege een exacerbatie. Kijkend naar de geïsoleerde bacteriën werden duidelijke verschillen tussen landen waargenomen, met een hogere frequentie van Pseudomonas aeruginosa en een lagere frequentie van Haemophilus influenzae in Zuid-Europa, ten opzichte van een hogere frequentie van H. influenzae in het VK en Noord- en West-Europa. In vergelijking met andere regio’s hadden patiënten in Midden- en Oost-Europa een hogere Bronchiëctasis Severity Index (51,3% vs. 35,1% in het totale cohort) en meer exacerbaties die leidden tot ziekenhuisopname (57,9% vs. 26,4%). Over het geheel genomen hadden patiënten in Midden- en Oost-Europa een hogere frequentie van exacerbaties (gecorrigeerde RR 1,12; 95%-BI 1,01-1,25) en een hogere frequentie van exacerbaties die tot een ziekenhuisopname leidden (gecorrigeerde RR 1,71; 1,44-2,02) vergeleken met patiënten in andere regio’s. De meest gebruikte behandelingen waren inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta-agonisten; bij respectievelijk 51,3% en 50,9% van het hele cohort. Wel was er aanzienlijke geografische variatie in behandelpatronen.
Bron: