Een verlaagde FEV3/FEV6 gaat bij huidige en voormalige rokers zonder COPD gepaard met een toegenomen risico op COPD en longaanvallen. Met deze eenvoudige, routinematig beschikbare en reproduceerbare methode kan in potentie vroegtijdig vastgesteld worden wie een toegenomen risico lopen op COPD, zodat een tijdige behandeling mogelijk is.
Vroegtijdig in het ziektebeloop van COPD raken de kleine luchtwegen aangedaan. Mogelijk dat met de traditionele spirometrische indices de ziekteactiviteit in de kleine luchtwegen niet nauwkeurig wordt vastgesteld. De vraag is of met een verhouding tussen het geforceerd expiratoir volume in 3 en 6 seconden (FEV3/FEV6) vroegtijdig een luchtwegobstructie vastgesteld kan worden, wat voorspellend is voor het ontstaan van luchtwegziekten, zoals COPD.
Deze analyse van het SPIROMICS-cohort omvatte 832 huidige en voormalige rokers met een post-bronchodilatoire FEV1/FVC van ≥ 0,7 en een FEV3/FEV6 lager dan de ondergrens van normaal (LLN) op baseline.
Bij herhaalde metingen toonden de FEV3 en FEV6 goede overeenkomstige resultaten. Een afgenomen FEV3/FEV6 ging gepaard met een grotere kans op ernstige longaanvallen gedurende het eerste jaar van de follow-up en een kortere tijd tot de eerste longaanval. Een lage FEV3/FEV6 ging ook gepaard met de ontwikkeling van COPD, vastgesteld met spirometrie (post-bronchodilatoire FEV1/FVC van < 0,7) gedurende de follow-up van het onderzoek.
Een verlaagde FEV3/FEV6 kan degenen identificeren die risico lopen op het ontstaan van COPD en longaanvallen. Deze gegevens wijzen er dus op dat in de onderzochte patiëntenpopulatie naast de FEV1 en FVC ook andere spirometrische resultaten vastgesteld moeten worden, omdat die aanvullende klinisch relevante inzichten kunnen bieden.