Langdurige lichamelijke inactiviteit verhoogt fors het risico op het krijgen van vele chronische ziekten, uiteenlopend van diabetes type 2 en metabool syndroom tot verschillende soorten kanker en hart- en vaatziekten. 3 specialisten belichten, ieder vanuit hun eigen vakgebied, deze risico’s en vertellen over hun inspanningen om de relatie tussen leefstijl en bewegen en (het voorkomen of beïnvloeden van) ziekte over het voetlicht te brengen.
Internist-hematoloog dr. D.E. (Djamila) Issa (Jeroen Bosch Ziekenhuis) volgde afgelopen voorjaar, samen met een verpleegkundig specialist oncologie/hematologie, de tweedaagse Train-de-trainer Leefstijl en Oncologie van Beter Gezond en Vereniging Arts en Leefstijl. Het was een eyeopener, zegt ze. “Natuurlijk weet je wel dat leefstijl belangrijk is voor patiënten. Maar patiënten hebben er weinig aan als je simpelweg zegt: u moet afvallen en u moet stoppen met roken. Dat riedeltje kennen ze wel, het is niet effectief.” Tijdens de cursus leerde ze onder meer hoe je het zogenoemde Leefstijlroer, met aspecten als beweging, voeding, ontspanning en slaap, als uitgangspunt kunt nemen voor een gesprek. “Waar zou u willen beginnen en hoe wilt u dat gaan aanpakken? Dan kun je iemand met een concreet plan de deur uitsturen, in plaats van alleen een algemeen advies.”
Na de behandeling
Nog beter werkt het om patiënten te verwijzen, bijvoorbeeld naar een leefstijlloket. “Patiënten raken wel gemotiveerd als de arts ze wijst op het belang van leefstijl, maar als arts heb je vervolgens te weinig tijd om daar dieper op in te gaan”, verklaart Issa. “Ik merk dat ik sinds de cursus mensen veel vaker doorverwijs.” Vóór de behandeling kunnen patiënten al terecht bij de verpleegkundig specialist voor bijvoorbeeld hulp bij het stoppen met roken. “Aandacht voor leefstijl hoort ook bij bijvoorbeeld chemotherapie”, zegt Issa. Als het gaat om bewegen, dan ligt de focus vooralsnog op de periode na de behandeling. “Ik adviseer patiënten wel om te blijven bewegen tijdens de behandeling, maar tijdens chemotherapie zijn patiënten vaak te ziek of te moe om te sporten.” Na de behandeling hebben patiënten juist wel veel behoefte aan begeleiding bij activiteit. “Ze willen graag weer fit worden en daar zelf iets voor doen. We verwijzen patiënten vaak naar FyNeOn voor oncologische fysiotherapie, en naar SAMENSPRAAK bij kanker, een vorm van groepsrevalidatie waarbij ook aandacht is voor psychosociaal herstel, of naar de verpleegkundig specialist. Die heeft meer tijd om samen met de patiënt dieper in te gaan op vragen als: wat zou je willen veranderen, en hoe kom je daar?” In het verleden verwees Issa ook door naar het programma Herstel en Balans. “Ik hoor nog steeds van patiënten terug hoe fijn ze het daar vonden. Helaas bestaat dat programma nu niet meer.”
Beter Verwijs
De internist-hematoloog is verder enthousiast over BeterVerwijs.nl. “Dat is een toegankelijke website waar professionals en patiënten zelf begeleiding kunnen vinden in de eigen buurt, bijvoorbeeld van een buurtsportcoach. Met zulke kleine interventies kun je veel voor mensen betekenen en ze echt aan het bewegen krijgen. Het wordt ook gewoon vergoed.” Ziet ze in de praktijk ook dat het werkt? “Ja, ik zag bijvoorbeeld een adipeuze jongeman die na mijn verwijzing enthousiast aan de slag ging met sporten en gezonde voeding.”
Overlevingskans
Welke baat valt er te verwachten van beweeginterventies specifiek voor de hematologische patiënt? “Gezond leven is uiteraard voor iedereen belangrijk. Er zijn studies die aantoonden dat een gezond lichaamsgewicht en met name niet roken bijdragen aan het beter doorstaan van de behandeling, en dat de kans op een recidief erdoor afneemt. Verder is bewegen belangrijk voor herstel van spierkracht na de behandeling en voor mentaal welbevinden en de kwaliteit van leven.”
Scherp houden
Issa vindt dat er in de hele samenleving meer aandacht moet uitgaan naar preventie en dus naar leefstijl. “Ik zie wel dat het bewustzijn overal toeneemt, maar in de praktijk is het lastig. Dat heeft ook met tijd te maken. Stiekem hoop ik dat de effecten van aandacht voor leefstijl bij bepaalde patiëntengroepen zullen doorsijpelen naar de hele samenleving.” Heeft ze nog tips voor collega’s? “Veel zorgverleners weten niet wat er allemaal aan laagdrempelige, vergoede leefstijlbegeleiding beschikbaar is”, antwoordt ze. “Ik wist dat zelf tot voor kort ook niet. Informeer daarom eens wat er in jouw eigen ziekenhuis of regio al beschikbaar is, bijvoorbeeld of er een leefstijlloket is.” Verder kan ze samenwerken met collega’s aanraden. “Bij ons in het Jeroen Bosch Ziekenhuis hebben we nu een leefstijlwerkgroep met onder meer de urologen”, vertelt Issa. “We proberen met elkaar de aandacht voor leefstijl te stimuleren en onze begeleiding verder te ontwikkelen. En we houden elkaar ook scherp, zodat we zelf niet terugvallen in hoe we het vroeger deden.”
Diabetes en kanker
Prof. dr. H. (Hanno) Pijl pleitte in 2017 op het congres ‘Arts en voeding’ voor onderzoek naar de relatie tussen diabetes en kanker. “Daarover is de laatste jaren zover ik kan overzien niet heel veel meer gepubliceerd”, zegt hij nu. “Maar die relatie is echt heel duidelijk aanwezig. We kunnen daar best nog meer onderzoek naar doen, maar we moeten er vooral op ingrijpen en dat zouden we nog veel meer kunnen en moeten doen. Bij prediabetes kun je met metformine preventief best veel doen, maar vooral leefstijlinterventie is belangrijk. Daarvoor zou veel meer aandacht moeten bestaan. Zelf ben ik daar zeker een advocaat voor in de curatieve zorg. Maar ik weet ook: zolang we onze leefomgeving niet aanpassen, voeren we een verloren strijd. Het lukt de meerderheid van de mensen niet duurzaam gezond te leven in een samenleving zoals we die hebben gebouwd.”
Wat zijn de grootste boosdoeners? Pijl somt ze moeiteloos op: voeding, gebrek aan fysieke activiteit, chronische stress, toxines en roken en alcoholconsumptie. “Allemaal dingen waar we iets mee moeten”, vertelt hij, “daarover moet politieke en maatschappelijke consensus komen. Daarnaast moeten we de kennis van stedenbouwers en architecten gebruiken die weten hoe je een wijk moet bouwen om beweging te stimuleren. Ook arbeidsomstandigheden moeten worden aangepakt. Een complex systeem dus.”
Pijl zegt weleens te vrezen dat het probleem onoplosbaar is. “Er zijn wel deels technologische oplossingen, maar we moeten vooral aan het fundament iets doen”, zegt hij. “Ik denk ook wel dat dat kan, maar ik ben bang dat mensen nog steeds niet de urgentie zodanig voelen dat ze stappen gaan zetten. Mensen moeten blijkbaar ver het vuur in lopen voordat ze beseffen dat ze in de oven zitten. Zover zijn we blijkbaar nog niet, kijk bijvoorbeeld naar de discussie over glyfosaat. Aan de andere kant ben ik heel blij met de juridische zaak tegen Chemours nu, waarbij niet alleen het bedrijf maar ook de mensen aan het roer onder vuur komen te liggen. Het is belangrijk dat bestuurders ter verantwoording worden geroepen.”
Rol van medici
Ook de rol van de medici blijft belangrijk. “We hebben die in de eerste plaats in de spreekkamer op individueel niveau”, aldus Pijl. “We moeten blijven uitleggen hoe belangrijk hun gedrag, hun leefstijl is voor hun gezondheid. Maar we moeten ook naar de samenleving en de politiek agenderen dat er een enorm probleem is en welke rol we daar zelf in spelen. Die tweede rol pakken we als medici nog te weinig op, al heb ik tegelijkertijd gelukkig toch wel het idee dat het geluid vanuit de medische sector sterker wordt. Dat is een goed begin, maar we moeten echt nog veel meer, collectief, buiten de spreekkamer treden. Er moet echt een beweging op gang komen, en daarvan wil ik graag een van de woordvoerders zijn.”
Sportgeneeskunde
Het specialisme sportgeneeskunde heeft in 2014 erkenning gekregen. “Als sportartsen hebben we unieke kennis over de relatie tussen bewegen, gezondheid en ziekte”, vertelt prof. dr. J. (Hans) Zwerver. “We zijn gespecialiseerd in inspanningsdiagnostiek en beweegadvies, vooral voor patiënten met chronische aandoeningen en/of klachten van het bewegingsapparaat. Sportgeneeskunde is er dus absoluut niet alleen voor geblesseerde (top)sporters. Steeds meer ziekenhuizen hebben tegenwoordig sportartsen in dienst.”
Het is een specialisme dat nog te weinig wordt ingezet, vindt hij. “Bewegen is belangrijk voor preventie én behandeling”, zegt hij. “Het zou veel meer moeten worden toegepast, maar het zit nog niet in het therapeutisch arsenaal van de arts. De meeste artsen schrijven niet aan hun patiënten voor dat ze moeten gaan bewegen. En als ze dat al wel doen, ervaren ze een kloof naar de sport- en beweegwereld. Ze weten niet waar ze mensen naartoe moeten verwijzen. Dit is enerzijds een organisatorisch probleem, maar nog veel meer een opleidingsprobleem. In de basisopleiding tot arts is een inhaalslag nodig op dit gebied. En hetzelfde geldt in de opleiding tot medisch specialist en de nascholingen die voor hen worden aangeboden. In iedere richtlijn van de medische professionals zou een module bewegen en leefstijl moeten worden opgenomen.”
Exercise is Medicine
In de Verenigde Staten heeft the American College of Sports Medicine het ‘Exercise is Medicine’-initiatief gelanceerd. Zwerver is voorzitter van de Nederlandse tak hiervan, die opereert onder de naam Nationaal Centrum Exercise is Medicine. “In deze multidisciplinaire netwerkorganisatie is een aantal specialismen vertegenwoordigd”, licht hij toe, “medisch specialisten, maar ook mensen uit de sport- en beweegwereld – onder andere NOC*NSF, NL Actief – en fysiotherapeuten. We willen de kloof overbruggen en zorgen dat het belang van bewegen standaard in de spreekkamer wordt besproken. Ook binnen de Federatie Medisch Specialisten is hiervoor een groep actief. Ik nodig alle specialistenverenigingen – zeker ook de neurologen – uit om zich aan te sluiten. We stevenen in de zorg op een enorme crash af, dus het is echt zaak nú te investeren in primaire en secundaire preventie.”
Zwervers credo is ‘exercise is medicine’. Hoe vertaalt hij exercise: als bewegen of als sporten? “Het hoeft niet per se sporten te zijn”, zegt hij. “Traplopen, een halte eerder uitstappen, wandelen, dansen, tuinieren, er zijn legio mogelijkheden. Iedere stap telt, het is vooral belangrijk dat mensen iets gaan doen wat ze leuk vinden. Anders houden ze het niet vol. Het zou helpen als de maatschappelijke omgeving zo is ingericht dat ze uitnodigt tot bewegen. Dat is helaas vaak niet het geval, voor de inrichting van veel zorggebouwen geldt hetzelfde. En in het ziekenhuis is het probleem dat de patiënt in bed gaat liggen en ook in bed zijn eten krijgt. Ook hier is enorme winst te behalen.”
Leefstijlroer
De Vereniging Arts en Leefstijl heeft de 6 pijlers die samen de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de mens beïnvloeden vormgegeven in het Leefstijlroer. Dit is een hulpmiddel ter ondersteuning van het gesprek van de zorgprofessional met de patiënt. Het Leefstijlroer geeft handvatten om de juiste koers te bepalen voor een gezonde leefstijl.