Snellere start van behandeling van gevorderde niet-kleincellige longkanker (NSCLC) leidt niet tot betere uitkomsten. Dat is gebleken in een Nederlands multicenter, landelijk retrospectief cohortonderzoek
Er is nog geen bewijs voor de aanname dat snellere behandeling van gevorderde NSCLC de overleving verbetert. In de studie is daarom de relatie onderzocht tussen tijd tot behandeling en overleving. Tevens zijn factoren geïdentificeerd die leiden tot uitstel van behandeling.
Uit de Nederlandse Kanker Registratie werden 10.306 patiënten met klinisch stadium 3 en 4 NSCLC geselecteerd met een diagnose tussen 2014 en 2019. Relaties tussen overleving en tijd tot behandeling werden statistisch getest en tijd tot behandeling werd aangepast voor meerdere covariaties waaronder diagnostische procedures en soort therapie. Ook factoren met een relatie met uitstel werden statistisch geïdentificeerd.
Het risico op overlijden daalde significant bij langere tijd tot behandeling voor stadium 3-patiënten die alleen radiotherapie of enige vorm van systemische therapie kregen en voor stadium 4-patiënten die chemotherapie en/of immunotherapie kregen. Er werd geen significant verband gevonden tussen stadium 3-patiënten met chemotherapie en stadium 4-patiënten met doelgerichte therapie. Uitstel van behandeling werd vaak veroorzaakt door complexere diagnostische procedures.
Hoewel het over het algemeen van belang is om zo snel mogelijk te starten met behandeling, heeft de studie geen bewijs gevonden dat een snellere start behandeluitkomsten verbetert bij de onderzochte patiëntenpopulatie. De winst van snelle behandeling wordt wellicht verstoord door niet gemeten karakteristieken van patiënten en tumoren, en door klinische urgentie in behandeltijdlijnen. Met de steeds betere therapeutische opties zouden tijd tot behandeling en de impact daarvan continu geëvalueerd moeten worden.
Bron: