Uit de Hepatitis B Alaska-studie blijkt dat het HBV-genotype sterk is geassocieerd met het risico op HCC. Bij risicostratificatie moet volgens de onderzoekers dan ook rekening worden gehouden met dit genotype.
In het onderzoek werden 1.185 Alaska Natives (63% was man) gevolgd voor een mediane periode van 35,1 jaar; in totaal ging het om 37.138 persoonsjaren aan follow-up. De gemiddelde leeftijd op het moment van de diagnose HBV-infectie was 21,2 jaar en aan het eind van de follow-up was dat 53,9 jaar. De verdeling van de gevonden HBV-genotypes was als volgt: 49% D; 18% F; 13% A; 6% C; 3% B; 0,1% H en 12% onbepaald. Er waren 63 gevallen van HCC; de incidentie was > 2,4 maal hoger bij mannen (2,31 gevallen/1000 persoonsjaren) dan bij vrouwen (0,95) en > 10 maal hoger bij personen ≥ 60 jaar bij inclusie ten opzichte van personen < 40 jaar. De HCC-incidentie voor genotype F was 5,73 per 1.000 persoonsjaren, gevolgd door 4,77 voor C; 1,28 voor A; 0,47 voor D en 0,00 voor B. Het HCC-risico was hoger voor de genotypes F (RR 12,7; 95%-BI 6,1-26,4), C (RR 10,6; 95%-BI 4,3-26,0) en A (RR 2,9; 95%-BI 1,0-8,0) ten opzichte van de genotypes B en D. In multivariabele analyse bleken leeftijd bij inclusie, geslacht, HBeAg-status en HBV-genotype significant bij te dragen aan de HCC-incidentie. De p-waarden veranderden niet na correctie voor antivirale behandeling. Wanneer werd gekeken naar de HCC-incidentie in de leeftijdsgroep ≥ 40 jaar voor mannen en ≥ 50 jaar voor vrouwen, had genotype C de hoogste HCC-incidentie (15,35), gevolgd door F (9,58), A (2,72) en D (1,47). Bij mannen < 40 jaar en vrouwen < 50 jaar gaf genotype F de hoogste incidentie (4,79/1.000 persoonsjaren).