De oogartsenpraktijk blijft niet bestaan in de huidige vorm. Een combinatie van factoren zorgt nu al voor hoogoplopende werkdruk en lange wachttijden. Maar hoe moet het dan wel? Het NOG werkt hard aan toekomstbestendige oplossingen. Verrassend: nog slimmer en efficiënter werken hoort daar niet bij.
De wachttijd voor een cataractoperatie in het ZGT Hengelo is ongeveer 178 dagen, terwijl de Treeknorm maximaal 49 dagen (7 weken) een aanvaardbare wachttijd vindt. Nu is het oosten van het land een uitschieter, maar ook elders in het land is de wachttijd vaak langer dan wat de Treeknorm voorschrijft. En dat geldt niet alleen voor staar, maar ook voor alle andere behandelingen en controles. “De oogheelkunde is ook altijd een druk specialisme geweest”, schetst oogarts en NOG-bestuurslid Irene van Liempt. “Maar door een samenspel van verschillende ontwikkelingen gaat het nu wel heel hard.”
Zelf werkt Van Liempt sinds 2005 als algemeen oogarts in het Amphia Ziekenhuis in Breda met aandachtsgebied kinderoogheelkunde, strabisme en traanwegchirurgie. “Daarnaast ben ik bestuurlijk actief. Sinds 2019 ben ik bij het NOG de voorzitter van de beroepsbelangencommissie en lid van het bestuur. Dan zie je de impact van de verschillende factoren nog duidelijker.”
Om die factoren op een rijtje te zetten: de ‘dubbele vergrijzing’ doet een flinke duit in het zakje. “Onze bevolking telt een steeds groter aantal 65-plussers en daarbinnen weer meer 80-plussers”, vertelt Van Liempt. “Dat leidt tot meer mensen met ouderdomsaandoeningen als maculadegeneratie. Tegelijkertijd zijn de behandelingen voor veel aandoeningen verbeterd en zijn er meer behandelmogelijkheden, zoals de anti-VEGF-injecties voor maculadegeneratie. Maar daar stuiten we ook meteen op het probleem: deze behandeling kun je niet eenvoudig verplaatsen naar de eerste lijn of patiënten zelf laten doen. Dat geldt ook voor de controles: een volledig oogonderzoek of OCT-scan doe je nu eenmaal niet even met je telefoon.”
Nevenschade
Een ander probleem van de dubbele vergrijzing is dat veel ouderen komen met een oogheelkundige complicatie van een andere aandoening of door de behandeling voor een andere ziekte. Van Liempt: “Een grote en snelgroeiende groep zijn de ouderen met vasculaire ziekten als diabetes mellitus of neurologische aandoeningen, die bij ons komen voor ooginfecties, vaatafwijkingen of een andere oogheelkundige aandoening. Daarnaast zien we meer ouderen met een chronische nieraandoening met cataract, glaucoom of retinopathie. Verder kunnen er complicaties optreden van gebruik van nieuwe geneesmiddelen, zoals JAK-remmers bij reumatische aandoeningen of target- of immuuntherapie bij kanker. Daarom zijn we huiverig voor al te veel concentratie van handelingen of zorg: de oogarts moet juist de hele patiënt blijven zien en behandelen.”
De drukte neemt niet alleen toe door de toenemende patiëntaantallen. Ook de administratieve lasten slokken onevenredig veel tijd op. “Uit alle enquêtes komt steeds weer naar boven dat oogartsen die administratie ook ervaren als een grote belasting”, vertelt Van Liempt. “Deels zitten we vast aan regelgeving. Soms is administratie ook zinvol, zoals bij de kwaliteitsregistraties. Daarom hebben we geïnvesteerd in het automatisch aanleveren van gegevens, bijvoorbeeld voor cataract. Helaas blijkt het uniformeren van de processen lastig, want elk EPD-systeem is weer anders. Daar werken we nu aan. Daarnaast kijkt het NOG kritisch bij elke nieuwe regel of kwaliteitsregistratie of de registratielast haalbaar is en er niet nóg meer op het bordje van de oogarts terechtkomt.”
Regiospecifieke problemen
Drukte ontstaat ook door het ‘waterbedeffect’. Van Liempt legt dat uit: “Als de academie besluit minder ruimte voor oogheelkunde te maken ten gunste van andere specialismen, ontstaan er lange wachttijden voor patiënten met complexe problematiek en gaan patiënten naar de andere ziekenhuizen in de regio. In sommige gebieden is er ook nog sprake van specifieke arbeidsproblematiek, hebben we gemerkt tijdens een inventarisatie van de problemen in regiobijeenkomsten. In het oosten en noorden van het land is het bijvoorbeeld lastig om oogartsen te vinden. In andere regio’s zijn meer zelfstandige behandelcentra (zbc’s) gekomen, maar dat betekent weer een onevenredig zwaardere belasting voor de avond-, nacht- en weekenddiensten voor de oogartsen die in de ziekenhuizen werken.”
Ziek thuis
Ondertussen ontstaat er ook een nieuw probleem: oogartsen kampen vaker met uitval door burn-out en fysieke klachten. “De burn-out ontstaat door aanhoudende te hoge werkdruk en weinig uitzicht op oplossingen”, vertelt de Bredase oogarts. “Maar we signaleren ook vaker uitval door bijvoorbeeld lang in dezelfde houding achter apparatuur te zitten die daar eigenlijk niet voor is ontworpen. Ook veel achter het bureau zitten, in een donkere kamer werken of meer diensten draaien is niet bevorderlijk voor de gezondheid.”
Niet slimmer werken
Voor al deze problemen is nog slimmer en efficiënter werken in elk geval niet de oplossing, vindt Irene van Liempt. “Het wordt weleens vergeten, maar de oogheelkunde werkt al lean and mean. Daarin lopen we ver voor op andere specialismen. Nog geen 20 jaar geleden gingen mensen naar de oogarts om zich een bril aan te laten meten. Wij zijn echter vroeg gaan samenwerken met de optometrist en opticien. Ook vindt laagcomplexe zorg veel plaats in de anderhalve lijn en zbc’s, gebeuren screeningen voor glaucoom buiten het ziekenhuis en zijn zorgpaden voor bijvoorbeeld cataract en maculadegeneratie optimaal ingericht. Wat overblijft, is de zorg voor de oudere met comorbiditeit of zeldzame oogziekten die vaak complex is, en meer behandelingen vraagt.”
Dokter AI
Kunstmatige intelligentie (AI) kan de oogarts wél gaan ontlasten. “We verwachten dat AI taken kan overnemen, zoals het doen van metingen op afstand”, vertelt Van Liempt. In het buitenland zijn al voorbeelden bekend van patiënten die thuis zelf een OCT-scan maken. Dokter AI beoordeelt of er afwijkingen zijn en geeft advies: van naar de opticien voor een nieuwe bril tot naar de oogarts vanwege beginnend glaucoom of maculadegeneratie. “Dat zie ik hier nog niet gebeuren, maar we kijken wel naar technieken die we kunnen vertalen naar het Nederlandse zorgsysteem.”
In diezelfde lijn zal ook meer zorg op afstand plaatsvinden. “Dat kan digitaal zijn: ik verwacht dat mensen met slimme smartphones straks zelf bepaalde metingen kunnen doen die door AI of op afstand door de oogarts te beoordelen zijn”, zegt het NOG-bestuurslid. Maar ook kun je denken aan meer zorgtaken die de optometrist uitvoert, waarbij de oogarts supervisie houdt zodat we de kwaliteit kunnen blijven borgen. Of aan telemonitoring, waardoor er minder fysieke controles nodig zijn in het ziekenhuis. Tot slot is er veel winst te behalen met preventie. Van stoppen met roken en een gezond gewicht om oogschade te voorkomen tot preventie van myopie bij kinderen door actief te wijzen op de 20-20-2-regel.”
Lichtpuntjes
Duidelijk is dat er hard wordt gewerkt aan verschillende oplossingsrichtingen. Van Liempt: “Het lastige is dat we op verschillende terreinen iets moeten doen: van aanpassingen in de apparatuur om fysieke belasting te minimaliseren tot overleg met EPD-leveranciers over het automatisch aanleveren van data om de administratielast terug te dringen. En dan is er nog regiospecifieke problematiek die overal om weer andere organisatie van zorg vraagt. Gelukkig hebben ziekenhuizen inmiddels door dat er een flinke toename aan oogzorg wordt verwacht en daarop anticiperen. We zijn er nog niet en hebben nog wat hobbels te nemen, maar ik zie voor de komende jaren toch ook wel lichtpuntjes.”