Uit de Nederlandse RECOVAC-studie blijkt dat de immuunrespons na SARS-CoV-2-vaccinatie bij patiënten met chronische nierschade (CNS) door dialysepatiënten bijna net zo goed is als in gezonde controles. De respons was echter slecht onder patiënten die een niertransplantatie hebben ondergaan.
In SARS-CoV-2-vaccintrials werden nierpatiënten meestal niet geïncludeerd. Bovendien is bekend dat vaccinaties tegen andere virussen bij hen minder goed werken. Het doel van deze prospectieve multicenterstudie was daarom om de immunogeniciteit, tolerantie en veiligheid van SARS-CoV-2-vaccinatie te onderzoeken bij CNS-patiënten (eGFR < 30 ml/min/1,73 m2; n = 162), dialysepatiënten (n = 159) en niertransplantatiepatiënten (n = 288), in vergelijking met een controlegroep zonder nierziekte (eGFR > 45 ml/min/1,73 m2; n = 191).
Alle deelnemers kregen twee doses van het mRNA-1273 COVID-19 vaccin (Moderna) en het primaire eindpunt dat werd bestudeerd was seroconversie. Opvallend was dat de mate van seroconversie bij niertransplantatiepatiënten duidelijk lager was dan in de controlegroep (56,9 versus 100%, p < 0,001). Een non-respons was bij deze patiënten onder meer geassocieerd met hogere mycofenolzuurspiegels, een hogere leeftijd, lagere lymphocytenconcentratie, lagere eGFR en een kortere tijd sinds transplantatie. Bovendien waren bij hen titers voor neutraliserende antilichamen en de T-celrespons lager dan bij controles.
De mate van seroconversie lag binnen de groepen patiënten met CNS (100%) en op dialyse (99,4%) een stuk hoger. Maar: de bereikte antistofconcentraties waren vergeleken met de controlegroep (gemiddeld 3.186 BAU/ml), wel lager bij de CNS-patiënten (2.405 BAU/ml; p = 0,06) en dialysepatiënten (1.650 BAU/ml; p < 0,001). Verder hadden dialysepatiënten en vooral niertransplantatiepatiënten na de vaccinatie minder vaak systemische bijwerkingen zoals koorts, koude rillingen en spierpijn en werden er geen veiligheidsproblemen gevonden.