Dermatoloog en fleboloog Dave van der Zwaan van het Flevoziekenhuis zet zich al jarenlang in voor meer bewustzijn over varices, oftewel spataderen. Hij behandelt wekelijks spataderen en ervaart dat deze vaak significante klachten geven, met uiteindelijk mogelijk een niet-genezende beenwond. Spataderen vragen bij uitstek multidisciplinaire en passende zorg. Van der Zwaan ziet de complexe variceszorg langzaamaan uit de academie verdwijnen. “Daardoor kunnen die patiënten tussen wal en schip terechtkomen.”
Het vakgebied van de flebologie houdt zich bezig met diagnostiek en behandeling van varices, oedeem in de benen, ulcus cruris (open beenwond) en andere dermatologische aandoeningen van het been. Flebologie bevindt zich op het snijvlak van dermatologie, vaatchirurgie en interventieradiologie. “Spataderen komen veel voor maar worden met name in de eerste lijn nog wel eens onderschat”, vertelt Van der Zwaan. “Afhankelijk van de plek kan zelfs een kleine spatader al klachten geven. Gelukkig zijn steeds meer huisartsen zich bewust van de mogelijke impact ervan. Varices hebben ook een sterke link met cosmetiek, omdat spataderen er niet mooi uitzien en vaak goed zichtbaar zijn. Gelukkig zijn er nu betere behandelingen dan vroeger en komt een beenwond nu minder vaak voor.”
Op alle leeftijden
Een spatader ontstaat als gevolg van een verstoorde drukregulatie doordat kleppen in de aderen niet meer goed functioneren. Ter plaatse ontstaat dan een verhoogd drukprobleem, wat vaatklachten en huidveranderingen kan geven. Spataderen kunnen op alle leeftijden voorkomen. Bijna altijd is het probleem familiair doordat de kwaliteit van de kleppen in de aderen grotendeels erfelijk is. Dat geeft een verhoogde kans op het krijgen van spataderen. Maar er zijn ook andere bepalende factoren, zoals zwangerschap, een trombosebeen, overgewicht of statisch werk. Spataderklachten ontstaan geleidelijk, weet Van der Zwaan. “Mensen gaan er over het algemeen niet meteen mee naar de huisarts, omdat men soms denkt dat het nu eenmaal bij de leeftijd of bij het werk hoort. Maar de klachten kunnen wel vervelend en soms zelfs beperkend zijn. Iemand kan bijvoorbeeld regelmatig kramp in de kuiten hebben waardoor je niet kunt slapen, of de schoenen niet meer aankrijgen vanwege te veel vocht in de voeten, of door huidveranderingen continu jeuk hebben of niet genezende wondjes. Uiteindelijk gaan mensen vanwege de klachten veelal wel naar de huisarts.”
Steunkous of doorverwijzen
De huisarts kan in eerste instantie een steunkous adviseren en afwachten of die helpt. Ook kan de huisarts doorverwijzen naar het ziekenhuis voor een echo-onderzoek. Dat is niet belastend voor de patiënt en eenvoudig te doen. Van der Zwaan: “Als een relatie wordt gevonden tussen de klachten en de afwijkingen op de echo, kan een behandelplan worden afgestemd. De meest voorkomende varices zijn de stamvarices met oppervlakkig liggende aders. Behandeling daarvan gebeurt vaak in een perifeer ziekenhuis of een zelfstandig behandelcentrum. Behandeling zorgt ervoor dat de druk in de benen afneemt waardoor de klachten verminderen of verdwijnen.”
Het Flevoziekenhuis heeft, net als veel andere ziekenhuizen in Nederland, een multidisciplinaire spataderkliniek voor klachten van spataderen. Er is een goed vaatlaboratorium en goede samenwerking met de vaatchirurgen, vertelt Van der Zwaan. “Daar ben ik heel blij mee want we vullen elkaar goed aan. Er zijn ook centra waar die samenwerking minder goed is. Dan blijft veel ‘laaghangend fruit’ hangen en dat is dan soms ten nadele van de patiënt. Bij meer ingewikkelde problematiek, zoals diep veneuze obstructie, kom je op het vlak van de vaatchirurgie. Daarom is het belangrijk dat je elkaar versterkt met goede samenwerking en korte lijnen. Bovendien is goede 24-uurs nazorg nodig, vanwege bijvoorbeeld een complicatie of napijn.”
Verschuiving
Er zijn ook spataderpatiënten die worden verwezen naar een academisch ziekenhuis. Maar Van der Zwaan ziet onderdelen van de zorg verschuiven naar een lagere lijn, hoofdzakelijk ingegeven door de politiek vanwege kostenreductie. Hij vraagt zich af of dit altijd wel leidt tot ‘juiste zorg op de juiste plek’: “Behandeling van spataderen is veelal zorg van hoog volume en lage complexiteit, maar soms ook niet. Ik denk dat complexiteit niet zomaar een-op-een is te relateren aan een ziektebeeld. Er zijn complexe en minder complexe spataderen. Als de variceszorg uit de academie wordt gehaald, zoals op enkele plaatsen al is gebeurd, dan blijft daar te weinig volume over om die zorg nog te kunnen leveren. Het kan dan gebeuren dat de hoogcomplexe vormen van flebologie tussen wal en schip terechtkomen. De mensen en de logistiek om die zorg te leveren zijn er dan niet meer.”
Inmiddels wordt complexe flebologie niet meer in alle academische centra gezien en beoordeeld. De betreffende patiënten worden doorverwezen naar een perifeer ziekenhuis of naar academische centra die dit nog wel doen. “Daar is op zich niets op tegen, want het gaat erom dat een patiënt wordt gezien door de juiste behandelaar. En die kan ook in de periferie werken”, stelt Van der Zwaan. “Maar van oudsher was de gedachte dat ingewikkelde problematiek in de academie wordt behandeld. Door deze zorglateralisatie is dit aan het veranderen. Dat is overigens geen keus van ziekenhuizen zelf, maar vooral van de politiek en zorgverzekeraars.”
Patiënten die nog wel in de academie worden behandeld zijn bijvoorbeeld kinderen met een aangeboren syndroom waarbij ook de aderen betrokken zijn. Zij worden behandeld door een multidisciplinair team met bijvoorbeeld een kinderdermatoloog, vaatchirurg en plastisch chirurg. “Maar dat zijn bijzondere situaties die niet het leeuwendeel vormen van de aderproblematiek”, aldus Van der Zwaan.
Betere apparatuur
Van der Zwaan werkt niet alleen in het Flevoziekenhuis, maar ook in het Amsterdam UMC waar hij onder andere aios opleidt in de dermatologie en flebologie. Hij heeft vanuit de beroepsvereniging van dermatologen via een landelijke Domeingroep Vaten deelgenomen aan richtlijnontwikkeling en kwaliteitsborging van de flebologische zorg in Nederland. Daarnaast geeft hij nascholingen voor huisartsen, mede voor bewustwording over flebologie.
Een aspect dat hij zelf wetenschappelijk zou willen onderzoeken is de relatie tussen de morfologie en anatomie: wat zie je, wat hoor je van de patiënt en hoe is dat gerelateerd aan anatomische afwijkingen? Het beantwoorden van die vraag kan bij uitstek met goed echo-onderzoek. “De apparatuur daarvoor is in de loop der jaren steeds beter geworden”, zegt Van der Zwaan. “Als je de relatie goed kunt vaststellen, verhoogt dat het mogelijk positieve effect van de behandeling. Dat past binnen het thema van passende zorg. De behandeling van klachten moet op een adequate manier gebeuren. Ik denk dat we op dat gebied wetenschappelijk nog wel een slag kunnen slaan. Er vindt wel veel wetenschappelijk onderzoek plaats, zoals met PROMS-vragenlijsten voor en na een behandeling. Maar dat is veelal subjectief. Wat ikzelf erg interessant vind is het objectief vaststellen van de anatomische afwijking met een echo, en dat relateren of correleren aan de klachten. Ik denk dat die aanpak het meeste rendement oplevert van juiste indicatiestelling voor een behandeling.”
Al vroeg interesse
Van der Zwaan kreeg interesse voor het vakgebied toen hij als assistent chirurgie mee-opereerde met vaatchirurgen die toen veel spataderzorg deden. Destijds bestond behandeling voornamelijk uit strippen, waarbij de ader onder algehele narcose helemaal uit het been werd getrokken. “Dat leidde vaak tot schade aan lymfebanen of langdurige vochtproblemen. Tegenwoordig gebruiken we endoveneuze technieken, zoals laserbehandeling en radiofrequente ablatie. Daarmee is onder echogeleiding veel gerichtere behandeling mogelijk, zonder de omgeving van de ader onnodig te beschadigen.”