In een recent opiniestuk in Chest beschrijven enkele internationale deskundigen het belang van de kleine luchtwegpathologie in de context van astma en COPD. Deze inzichten bieden kansen voor nieuwe therapieën.
In het onderzoek naar de pathologische veranderingen bij vroege en milde obstructieve longziekten is het belang van de kleine luchtwegen naar voren gekomen. De kleine luchtwegproblematiek blijkt een belangrijke bijdrage te leveren aan de symptomen. Reeds in de periode voordat met conventionele spirometrie een overte luchtwegobstructie opgespoord kan worden, blijkt al sprake te zijn van kleine luchtwegproblematiek.
Fysiologische veranderen versus oorzaken
De meeste therapieën voor obstructieve longziekten zijn gericht op de fysiologische veranderingen en bijbehorende symptomen die het gevolg zijn van een chronische longziekte. Deze therapieën zijn dus niet rechtstreeks gericht tegen de specifieke onderliggende oorzaken van de gestoorde luchtstroom of de drijfveren van ziekteprogressie.
Spirometrie is de huidige standaard voor de diagnostiek en monitoring van de behandelrespons. De meest gebruikte maat, FEV1, komt echter niet overeen met de pathologische veranderingen bij vroege of milde ziekte. Bovendien bestaat er bij individuele patiënten mogelijk geen verband met de symptomen of exacerbatiefrequentie.
Kleine luchtwegproblematiek in beeld
Dankzij nieuwere functionele en beeldvormende technieken is een effectievere beoordeling van de kleine luchtwegproblematiek mogelijk. Desalniettemin zijn er aanzienlijke hiaten in onze kennis over de kleine luchtwegproblematiek. Deze kennis kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe therapieën die de vroege luchtwegproblematiek direct aanpakken, bedoeld om de ziekteprogressie te vertragen en reeds bestaande schade te herstellen.
Bron: