CD20-gerichte behandeling is bij hematologische patiënten een risicofactor voor het ontwikkelen van chronische hepatitis E. De mortaliteit als gevolg van progressie van de hematologische aandoening is echter hoger dan de hepatitis E-gerelateerde mortaliteit.
Hoewel hepatitis E bij immuuncompetente personen zelflimiterend en vaak asymptomatisch is, is het risico op chronische hepatitis E groter bij immuungecompromitteerde patiënten. Er is echter weinig bekend over de prevalentie bij patiënten met een onderliggende hematologische aandoening. Ook zijn er nog veel openstaande vragen over de impact van een HEV-infectie op de oncologische behandeling. In deze retrospectieve studie werden 35 hematologische patiënten met hepatitis E beoordeeld, onder wie 20 die een actieve oncologische behandeling ondergingen en 15 die in de follow-upfase na behandeling zaten of onder actieve surveillance stonden. Het primaire doel was om het klinische beloop te beschrijven, met een focus op hepatitis E-gerelateerde aanpassingen van de oncologische behandeling.
Bij de meerderheid (60%) van de patiënten die een actieve oncologische behandeling kregen, werden hepatitis E-gerelateerde aanpassingen aan de behandeling gedaan. Zeven van de 20 patiënten overleden (totale mortaliteit 35%), 5 van hen door progressie van de hematologische aandoening. Dat betrof bijna twee derde van de patiënten bij wie de oncologische behandeling was aangepast. Bij geen van de patiënten was het overlijden gerelateerd aan hepatitis. In de follow-upgroep overleden 2 patiënten aan hepatitis E-geassocieerd acuut-op-chronisch leverfalen. Chronische hepatitis E werd geobserveerd bij 34% van alle gevallen en 43% kreeg ribavirine; van hen bereikte 27% SVR. CD20-gerichte therapie was de enige onafhankelijke risicofactor voor het ontwikkelen van chronische hepatitis E.