Ciske van den Oever, apotheker in Franciscus Gasthuis & Vlieland in Rotterdam/Schiedam, doet onderzoek naar het gebruik van fosfaatbinders bij hemodialysepatiënten met een nierziekte. Met een Pionier+ beurs van de Nierstichting onderzoekt ze of een gesprek tussen patiënt en apotheker in combinatie met het verlagen van de dosis fosfaatbinders leidt tot een beter fosfaatniveau en het beter innemen van medicatie.
Het dialysecentrum in Franciscus Gasthuis is het grootste in Nederland, en Van den Oever werkt al lang met dialysepatiënten. Het onderzoek naar fosfaatbinders is onderdeel van haar promotieonderzoek naar apothekersinterventies bij patiënten met nierfalen, waarmee ze 4 jaar geleden is gestart. “Dialysepatiënten gebruiken veel medicatie, waaronder fosfaatbinders. Die zijn nodig om fosfaat uit het lichaam te verwijderen als de nieren dat zelf niet meer kunnen. We doen onderzoek bij mensen die veel fosfaatbinders gebruiken. De meest gebruikte is sevelameer, waarvan patiënten soms wel meer dan negen tabletten innemen. Als mensen de medicatie niet goed innemen, werken de fosfaatbinders niet goed en krijgen we het fosfaat in het bloed niet goed onder controle. We onderzoeken of patiënten met minder tabletten eenzelfde of misschien wel een beter resultaat bereiken.”
Barrières
Van den Oever voert gesprekken met de betreffende patiënten om te achterhalen waarom zij de medicijnen niet goed innemen. Zo inventariseert zij barrières voor therapietrouw. “Ook bekijken we gezondheidsvaardigheden en bespreken we met de patiënten waar zij tegenaan lopen bij het gebruik van de medicatie. Aan de hand daarvan geven we tips en trucjes waarmee zij verder kunnen.”
In 3 maanden tijd worden 3 van zulke gesprekken gevoerd bij de apotheek. Tegelijk wordt de dosering van de fosfaatbinders verlaagd. Dat is vrij ongebruikelijk: “Normaal is de reactie van nefrologen: de fosfaatwaarde is te hoog, dus we geven meer fosfaatbinders. Maar het is bekend dat de therapietrouw dan alleen maar slechter wordt. Door de dosering te verlagen, hopen we dat de patiënten de medicatie juist beter gaan innemen. De eerste tussentijdse resultaten van de studie lijken erop te wijzen dat de dosis fosfaatbinders inderdaad kan worden verlaagd.”
Complex innameschema
Fosfaatbinders kennen verschillende knelpunten die niet bijdragen aan de therapietrouw. De middelen hebben een complex innameschema: 3 keer per dag bij de (eiwitrijke) maaltijd, liefst verdeeld over de maaltijd. En soms nog vaker, bij het nemen van een eiwitrijk tussendoortje. Daarnaast zijn de tabletten groot en het zijn er veel. Bovendien zijn er voor de patiënt weinig tot geen direct merkbare negatieve gevolgen van het niet goed innemen, want men merkt niets van verhoogd fosfaat in het bloed.
Het doel van de studie is om te komen tot een persoonlijk behandelplan, via gesprekken met de patiënt en het monitoren van de therapietrouw. “We bespreken met de patiënt wat de barrières zijn voor het goed innemen. Misschien is dat vergeetachtigheid, negatieve overtuigingen of gaat het om de hoeveelheid van de medicatie. Zo weten we hoe we mensen kunnen helpen”, aldus Van den Oever. “De belangrijkste uitkomst van de studie is de fosfaatwaarde 3 maanden voor en 3 maanden na de interventie. In de 3 maanden van de gesprekken verandert de nefroloog niets aan de medicatie. Na de 3 maanden gaat de patiënt terug naar de nefroloog, waarna we de fosfaatniveaus nog enige tijd volgen. Deelnemers zitten in totaal 12 maanden in de studie.”
Beperkte gezondheidsvaardigheden
In 2021 is een pilot gedaan met deze studieopzet. Na toekenning van de subsidie van de Nierstichting, eind 2022, ging de vervolgstudie van start. Die duurt in totaal een jaar en alle deelnemers (75 in totaal inclusief de pilot) zijn inmiddels geïncludeerd. Van den Oever schrijft momenteel een artikel over de eerste resultaten, onder andere over gezondheidsvaardigheden. “Deze groep patiënten heeft daarin vaak beperkingen: zo’n 80% van de deelnemers blijkt minstens 1 probleem te hebben. Dat is dus voor behandelaars een belangrijk punt om rekening mee te houden. Bijvoorbeeld in de communicatie met de patiënt. Ook gedeelde besluitvorming is lastig voor deze patiënten. Inmiddels hebben we al nieuwe patiëntfolders ontwikkeld, met minder tekst en meer plaatjes.”
Van den Oever merkt tot nu toe dat patiënten de gesprekken prettig vinden en deze erg waarderen. En problemen blijken soms in een klein hoekje te zitten: “Fosfaatbinders moeten worden ingenomen bij eiwitrijke maaltijden of tussendoortjes. Soms zie ik iemand op de dialyseafdeling een tussendoortje nemen maar geen fosfaatbinder. De reden daarvan kan iets kleins zijn, bijvoorbeeld dat de patiënt geen potje heeft om de medicatie van huis mee te nemen. Patiënten weten over het algemeen wel hoe het moet, maar er is vaak een barrière tussen weten en doen. Wij kunnen daarin iets betekenen, in dit geval bijvoorbeeld een potje voor de medicatie meegeven aan de patiënt. Dat kan bijdragen aan verbetering van de therapietrouw, die hopelijk ook na de studie aanhoudt.”