Algemeen wordt aangenomen dat het veilig is om nierfunctievervangende therapie een tijdje uit te stellen bij patiënten in kritieke toestand met ernstig acuut nierfalen als er geen directe aanleiding is om te starten. Het is echter de vraag hoelang nierfunctievervangende therapie uitgesteld kan worden zonder dat dit extra risico oplevert.
Om dat uit te zoeken voerden Franse onderzoekers een prospectieve, open-label, gerandomiseerde trial uit op 39 intensive-careafdelingen. Patiënten met ernstig acuut nierfalen werden gemonitord totdat ze meer dan 72 uur oligurie hadden of een serumureumconcentratie > 112 mg/dl. Vervolgens werden zij gerandomiseerd naar een strategie waarbij meteen na randomisatie gestart werd met nierfunctievervangende therapie (‘delayed strategy’) of een strategie waarbij langer werd gewacht (‘more-delayed strategy’), namelijk totdat er een dwingende indicatie was, zoals waarneembare hyperkaliëmie, metabole acidose of pulmonair oedeem, of het serumureum steeg tot 140 mg/dl.
Van 5.336 beoordeelde patiënten werden uiteindelijk 278 patiënten gerandomiseerd naar de ‘delayed strategy’ (n = 137) of ‘more-delayed strategy’ (n = 141). Het mediane aantal dagen zonder nierfunctievervangende therapie was met respectievelijk 12 en 10 dagen niet verschillend tussen de groepen (p = 0,93), evenals het aantal complicaties. Er was wél verschil in het sterfterisico; dat was 65% hoger in de groep waarin de therapie langer werd uitgesteld vergeleken met de groep waarin de therapie na randomisatie werd gestart (hazard ratio voor sterfte op dag 60: 1,65; 95%-BI 1,09-2,50, p = 0,018). Dit betekent dat het langer uitstellen van nierfunctievervangende therapie geen voordeel oplevert voor deze patiënten en bovendien gerelateerd is aan potentiele risico’s.
Bron: