In Zuidoost-Nederland werken 6 ziekenhuizen in Longkankernet intensief samen voor de best passende zorg aan patiënten met longkanker. Doel is om gezamenlijk en zo dichtbij mogelijk de zorg rondom de patiënt te organiseren. Longarts dr. Miep van der Drift (Radboudumc) legt uit wat daarvan de meerwaarde is.
Al voordat Longkankernet (www.longkankernet.nl) officieel gestalte kreeg, werkten enkele ziekenhuizen samen op het gebied van onder andere longchirurgische zorg en patiëntenbesprekingen. Met de komst van longarts prof. Michel van den Heuvel naar Radboudumc in 2017 en vanwege ontwikkelingen in de kankerzorg ontstond de behoefte om de samenwerking nog meer vorm te geven in een netwerk. “Dat betekent dat we meer met elkaar in overleg gaan over allerlei aspecten van de longkankerzorg”, vertelt Van der Drift. “De 6 ziekenhuizen zijn Radboudumc en Canisius Wilhelmina ziekenhuis in Nijmegen, Bernhoven in Uden, Jeroen Bosch in ’s-Hertogenbosch, Elkerliek in Helmond en Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer.”
Advies namens hele team
De ziekenhuizen werken op verschillende niveaus met elkaar samen, waarbij ook oncologieverpleegkundigen en verpleegkundig specialisten zijn betrokken. Allereerst op patiëntniveau, voor zorg die op de patiënt is afgestemd en ‘ver weg’ is als het moet en dichtbij als het kan. Wekelijks zijn er gezamenlijke besprekingen over patiënten. “Daar komt een advies uit namens het hele team”, vertelt Van der Drift. “De voorgestelde behandeling is afhankelijk van het stadium van de ziekte en kan bijvoorbeeld een operatie zijn of een specifieke systemische therapie. Als het lukt, vindt de behandeling plaats in het ziekenhuis waar de patiënt al wordt gezien. Maar bijvoorbeeld de meeste doelgerichte therapie vindt plaats in het Radboudumc, omdat wij daarvoor een gespecialiseerd centrum zijn. De patiënt wordt dan naar ons doorverwezen en wordt weer terugverwezen als de behandeling is afgerond of niet meer werkt. Of als het kan, blijft de patiënt in het Radboud voor behandeling in een studie.”
Veel opties besproken
Groot voordeel voor de patiënt is dat een team elke week over diens behandeling overlegt, waaraan ook het academisch ziekenhuis deelneemt. Er worden zo veel mogelijk opties besproken en behandeling vindt zo veel mogelijk in de eigen omgeving plaats. Voor behandelaars is het een pluspunt dat zij elkaar goed kennen en van elkaar weten waar ieders expertise ligt. “Er is een vast aantal longartsen met aandachtsgebied longkanker dat deelneemt aan alle patiëntbesprekingen”, zegt Van der Drift. “Doordat je elkaar persoonlijk kent, ontstaat vertrouwen en kunnen we met een gerust hart naar elkaar doorverwijzen. We hebben de behandelindicaties met elkaar afgestemd en je weet dat de kwaliteit van zorg in het netwerk overal gewaarborgd is. Er is bij de ziekenhuizen grote bereidheid om kennis en data met elkaar te delen. Dat is zelfs een voorwaarde om aan het netwerk te kunnen deelnemen.”
Werkgroepen
Ook op het gebied van wetenschappelijk onderzoek werken de ziekenhuizen samen, evenals in educatie en nascholing. Studies worden op elkaar afgestemd en de ziekenhuizen delen kennis, faciliteiten, innovaties en ontwikkelingen met elkaar. Longkankernet kent 7 werkgroepen en Van der Drift zelf neemt onder andere deel aan de werkgroep Educatie, samen met 2 andere longartsen. “We proberen het aantal scholingen over longkanker in de individuele ziekenhuizen te beperken en het zo veel mogelijk regionaal te doen. We hebben een scholingsprogramma opgesteld waarbij we jaarlijks nascholing doen voor en door Longkankernet. Dat gebeurt 2 keer per jaar met interactief onderwijs via een online webinar. Daar nemen meestal 40 à 50 mensen aan deel, ook bijvoorbeeld chirurgen en arts-assistenten. Dus dat is een mooie groep. In september staat een webinar gepland over de behandeling van hersenmetastasen bij longkanker, met enkele neurologen en neurochirurgen als sprekers. Daarnaast willen we 1 keer per jaar een symposium organiseren met lezingen, interactieve sessies en workshops. Het eerste was afgelopen februari en er waren ongeveer 100 geïnteresseerden aanwezig. Je bent dan een hele dag fysiek bij elkaar en dat heeft meerwaarde voor de samenwerking. Het is heel goed bevallen en we zijn nu het volgende symposium aan het organiseren.”
Follow-up
Er is ook een inhoudelijke werkgroep waaraan Van der Drift deelneemt met longartsen uit de regio. Zij stemmen onder andere indicaties met elkaar af en maken afspraken over bijvoorbeeld de follow-up van patiënten, ook als een behandeling is afgerond. Zulke afspraken hebben vorm gekregen in een zorgpad voor longkankerpatiënten, dat te vinden is op de website. Over de follow-up na behandeling vertelt Van der Drift: “Welke criteria zijn daarbij van belang en wat is het beste voor de patiënt? De literatuur is niet eenduidig over de beste follow-up. In ons netwerk hebben we dat uitgezocht aan de hand van internationale richtlijnen en de dagelijkse praktijk. Over de follow-up hebben we enkele jaren geleden een aparte leidraad opgesteld.”
De leidraad wordt ondersteund door een Franse studie die afgelopen najaar is gepubliceerd in Lancet Oncology. De studie gaat over follow-up na resectie van vroeg stadium longkankerpatiënten.1 Deze patiënten hebben na complete resectie toch nog een hoog risico op recidief of tweede primaire longkanker. In de studie is de meerwaarde onderzocht van CT-scans tijdens de gebruikelijke follow-up met consulten en thorax-röntgenfoto’s. De toevoeging van CT-scans resulteerde niet in langere overleving, maar leidde wel tot de detectie van meer en vroegere recidieven en tweede primaire tumoren. Dat is gunstig voor patiënten, omdat dan eerder behandeling daarvan kan worden ingezet. Van der Drift onderschrijft dit resultaat: “Deze manier van follow-up staat al beschreven in onze leidraad. De uitkomsten bevestigen dus wat wij al doen.”
Steeds bijgewerkt
Zo zijn er continu studies gaande die van invloed kunnen zijn op de manier van werken in Longkankernet. “We bespreken altijd de resultaten van relevante studies en de consequenties voor ons beleid”, besluit Van der Drift. “Protocollen worden steeds bijgewerkt als dat nodig is. Binnen ons netwerk hebben we daarvoor de taken en verantwoordelijkheden goed verdeeld. Het netwerk brengt veel werk met zich mee, maar het is goed te doen naast het klinische werk van ons allemaal.”
Referentie:
- Westeel V, Foucher P, Scherpereel A, et al. Chest CT scan plus x-ray versus chest x-ray for the follow-up of completely resected non-small-cell lung cancer (IFCT-0302): a multicentre, open-label, randomised, phase 3 trial. Lancet Oncol. 2022;23:1180-8.
Regionaal is meest praktisch
Zou een netwerk zoals Longkankernet ook werken als het groter wordt, bijvoorbeeld door samen te gaan met andere regio’s? Van der Drift denkt dat een regionale organisatie het meest praktisch is. “Ook voor de patiënten. Een regio is vertrouwd en behapbaar voor hen, bijvoorbeeld gezien reistijden. Voor de ziekenhuizen zou bij een grotere organisatie het aantal patiëntbesprekingen toenemen, wat zorgverleners meer tijd zou kosten. Met de groei van het aantal patiënten zien we dat zelfs binnen ons huidige netwerk al gebeuren. De besprekingen worden langer en vragen best veel van de betrokkenen. Het aantal oncologisch gespecialiseerde longartsen is beperkt, dus de toename komt neer op hun schouders. Het netwerk moet voor iedereen haalbaar blijven. De regio Zuidwest-Nederland heeft eveneens een longkankernetwerk, met 19 ziekenhuizen en als centraal expertisecentrum het Erasmus MC Kanker Instituut. En landelijk is er het oncologie-overleg van de longartsenvereniging, waar onder andere behandelindicaties worden afgestemd.”