Al bij beperkte daling van de eGFR – tot onder de 80 ml/min/1,73 m2 – bleken in een grote Canadese studie verschillende slechte uitkomsten meer voor te komen, vooral bij jonge volwassenen. Om nierschade eerder op te sporen en complicaties te voorkomen, zou hun nierfunctie beter gemonitord moeten worden, schrijven de onderzoekers in BMJ.
De onderzoekers voerden hun retrospectieve cohortstudie uit op basis van gelinkte datasets met zorgdata in Ontario, Canada. Hieruit analyseerden zij gegevens over 8.703.871 volwassenen (18-65 jaar) bij wie tussen 2008 en 2021 minimaal 1 keer poliklinisch de eGFR-waarde was bepaald, maar die geen geschiedenis hadden van nierziekte. De referentiewaardes waren gedefinieerd op basis van leeftijd: 100-110 ml/min/1,73 m2 voor de leeftijdsgroep van 18-39 jaar, 90-100 voor 40-49 jaar en 80-90 voor 50-65 jaar. Matig verlaagde eGFR-waardes (specifiek voor de leeftijd) bleken voor te komen bij 18,0% van de mensen van 18-39 jaar, bij 18,8% van degenen van 40-49 jaar en 17,0% van de 50-65-jarigen.
Het primaire eindpunt was een samengestelde uitkomstmaat voor algehele sterfte, een cardiovasculair event of nierfalen. Voor een matige afname van de eGFR tot 70-80 ml/min/1,73 m2 was de hazard ratio voor het risico op het primaire eindpunt 1,42 (95%-BI 1,35-1,49; 4,39/1000 persoonsjaren) in de leeftijdsgroep van 18-39 jaar. Voor de deelnemers van 40-49 jaar was deze hazard ratio 1,13 (95%-BI 1,10-1,16; 9,61/1000 persoonsjaren) en voor degenen van 50-65 jaar 1,08 (95%-BI 1,07-1,09; 23,4/1000 persoonsjaren).
Het risico op slechte uitkomsten was in de jongste leeftijdsgroep van 18-39 jaar structureel, dus in alle eGFR-categorieën, hoger dan in de oudere groepen. Ook wanneer de losse uitkomsten uit het gecombineerde eindpunt afzonderlijk geanalyseerd werden, bleef deze conclusie overeind.
Bron: