Kiki Waeijen-Smit promoveerde op 4 november 2024 aan de Universiteit Maastricht op het proefschrift getiteld ‘Predicting the occurrence and outcomes of exacerbations of COPD’. Als promotor trad op prof. dr. Frits Franssen (Ciro, UM, MUMC+). Copromotoren waren dr. Sami Simons (UM, MUMC+) en dr. Sarah Houben-Wilke (Ciro). Waeijen-Smit is momenteel werkzaam als postdoc bij de afdeling longziekten aan de Universiteit Maastricht.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Exacerbaties van COPD zijn complexe en heterogene gebeurtenissen met een centrale rol in het progressieve beloop van COPD. Ondanks hun grote impact blijven specifieke voorspellers van het optreden en de uitkomsten van exacerbaties momenteel grotendeels onbekend. Dit vormt een grote uitdaging voor de klinische management van COPD. De centrale doelstellingen van dit proefschrift waren daarom het verkrijgen van meer inzicht in het voorspellen van het optreden en de uitkomsten van exacerbaties van COPD.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Dit proefschrift benadrukt de slechte overlevingskansen en hoge ziekenhuisheropnamecijfers van COPD-exacerbaties die tot ziekenhuisopname hebben geleid. Hoewel longgerelateerde gebeurtenissen vaak de oorzaak zijn, bleek dat de meeste heropnames volgend op een ernstige exacerbatie veroorzaakt werden door niet-longgerelateerde aandoeningen, met cardiovasculaire ziekten als belangrijkste oorzaak op zowel de korte als lange termijn. Deze inzichten onderstrepen de noodzaak tot proactieve screening en risicomanagement, evenals het versterken van interdisciplinaire samenwerkingsverbanden met onder meer cardiologen. Daarnaast toont dit proefschrift aan dat het voorspellen van het optreden van exacerbaties niet uitsluitend op exacerbatiegeschiedenis kan berusten, en dat de impact van de COVID-19-gerelateerde infectiepreventie en controlemaatregelen voor de preventie van exacerbaties niet evident is voor iedere patiënt of ieder type exacerbatie. Desalniettemin is de preventie van iedere exacerbatie van essentieel belang en moeten clinici gestimuleerd worden dergelijke niet-invasieve maatregelen onder de aandacht te brengen tijdens hoogrisicoseizoenen, met name bij hoogrisicopatiënten.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Helaas konden de resultaten van de MARKED-studie (Early diagnostic BioMARKers in exacerbations of chronic obstructive pulmonary disease), die aanvankelijk de basis zouden vormen van mijn promotieonderzoek, door verschillende omstandigheden (waaronder de COVID-19-pandemie) niet worden opgenomen in dit proefschrift. Immers, de studie rekruteert tot op heden nog deelnemers. Toch bood de pandemie ook kansen en lessen, zoals de studie uit hoofdstuk 6 waarin we de impact van de COVID-19 gerelateerde infectiepreventie en controlemaatregelen op het optreden van exacerbaties onderzochten, en de belangrijke onderzoeksvragen die hieruit voortkwamen.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
In tegenstelling tot onze wetenschappelijke verwachtingen, alsook ons gevoel vanuit de kliniek, zagen we in de studie uit hoofdstuk 6 geen significante afname in het aantal exacerbaties tijdens de COVID-19-pandemie. In deze studie onderzochten we het aantal matige en ernstige exacerbaties dat optrad bij patiënten met COPD die tijdens de COVID-19-pandemie een 8 weken durend revalidatieprogramma in Ciro volgden. Dit vergeleken we met het optreden van exacerbaties bij patiënten die tussen 2017 en 2020 in Ciro revalideerden. Dit onverwachte resultaat daagde ons extra uit de bevindingen in perspectief te plaatsen. We concludeerden dat de infectiepreventie en controlemaatregelen mogelijk niet voor alle patiënten even effectief zijn, of mogelijk niet van invloed zijn op alle typen exacerbaties. Belangrijke vervolgvragen zijn dan ook om te onderzoeken of, welke, wanneer, en in welke mate de COVID-19-gerelateerde maatregelen ingezet kunnen worden voor de preventie van (de verschillende typen) exacerbaties, en vooral te identificeren welke patiënten hierbij gebaat zijn.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Naast bovenstaande roept mijn promotieonderzoek verschillende vervolgvragen op. De wereldwijde slechte en heterogene cijfers rondom overleving en ziekenhuisheropname na ernstige exacerbaties benadrukken de noodzaak tot versterkte en verbeterde preventiestrategieën voor exacerbaties van COPD. Daarnaast is er behoefte aan een gestandaardiseerde aanpak voor de management en de follow-up van deze gebeurtenissen. Dit is niet alleen relevant voor het voorkomen van recidiverende exacerbaties, maar ook voor het reduceren van niet-longgerelateerde gebeurtenissen.
In het bijzonder vraagt de relatie tussen exacerbaties en hart- en vaatziekten om verder onderzoek naar de onderliggende mechanismen en mogelijke (proactieve) therapeutische aangrijpingspunten. Mijn promotieonderzoek heeft aangetoond dat de huidige GOLD-criteria voor het voorspellen van exacerbatierisico een beperkt voorspellend vermogen hebben, zowel voor het voorspellen van exacerbaties als sterfte. Externe validatie van de door ons voorgestelde criteria is noodzakelijk, evenals de integratie van andere factoren die het risico op exacerbaties kunnen beïnvloeden. De integratie van biomarkers, zoals die van het microbioom, bieden hierbij een veelbelovend perspectief.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
“De beste onderzoeken zijn zowel ten diepste individueel als ten volle gemeenschappelijk”, zo luidt een van de stellingen uit mijn proefschrift, een citaat van de biochemicus en Nobelprijswinnaar Paul Nurse. (Interdisciplinaire) samenwerkingen zijn essentieel om voorwaartse stappen te zetten voor patiënten met COPD. Niet alleen in de zorg en management van COPD, maar ook voor onderzoekers is het belangrijk om grenzen te verleggen, zodat we tot nieuwe inzichten kunnen komen. Momenteel werk ik als postdoc bij de afdeling longziekten van de Universiteit Maastricht waar ik onder andere onderzoek doe naar digitale interventies voor het managen van exacerbaties van COPD.