Uveïtiszorg in perifere ziekenhuizen kan best lastig zijn. In de oogheelkundige wandelgangen wordt het Deventer ziekenhuis genoemd als centrum waar ze deze zorg toch goed hebben geregeld. Hoe doen ze dat? Oogarts Bram van Kooij, die de uveïtiszorg daar voor zijn rekening neemt, vertelt hoe hij het aanpakt.
Het begint met interesse
Ten eerste moet je als oogarts wel echt interesse hebben in uveïtis. Als dat niet het geval is ga je je er ook niet in verdiepen, ben je ook niet op de hoogte van de nieuwste richtlijnen en ontwikkelingen en weet je ook niet welke medicatie je kunt gebruiken. Er zijn best veel oogartsen die het ingewikkeld vinden.
Het begint er eigenlijk mee dat ik mijn opleiding in Utrecht heb gedaan, waar veel aandacht is voor uveïtis. Daar word je min of meer ondergedompeld in uveïtis, en op die manier raak je ook veel meer vertrouwd met de ingewikkelde pathologie en met de medicatie die erbij hoort en met de labwaarden die gecontroleerd moeten worden. Dus ook de wat lastiger uveïtisgevallen kun en wil je dan ook zelf doen, die misschien een ander wat sneller door zou sturen.
Oogarts niet gewend aan systemische medicatie
Zodra uveïtiden wat lastiger worden, niet reageren op druppels of injecties, moet je op een gegeven moment toch overstappen op systemische medicatie. Dat zijn wij als oogartsen niet gewend te geven dus dat kan nog wel spannend zijn. Vroeger had je bij wijze van spreken alleen prednison, maar nu zijn er steeds meer middelen vanuit de reumatologie voorhanden, DMARDs zoals methotrexaat, of biologicals zoals adalimumab of tocilizumab. Er zijn ook allerlei richtlijnen over labcontroles bij het gebruik van systemische medicatie. Vanuit het UMCU is daar allerlei documentatie over te krijgen, waar je goed houvast aan hebt. Ook bij de reumatologie in mijn eigen ziekenhuis zien hier richtlijnen over. Bij het overleg met de reumatologen leggen we die richtlijnen dan ook wel naast elkaar. Er zijn ook oogartsen die ervoor kiezen om de patiënt op systemische medicatie te laten controleren door de reumatoloog, maar ik doe dat zelf. Ik houd zelf de labuitslagen bij, en als ik het niet vertrouw, dan overleg ik met de reumatoloog. Ook bij het overstappen op een ander middel overleg ik graag even.
In ons ziekenhuis is van oudsher een cultuur van samenwerken en elkaar helpen. Ik heb ook laagdrempelig contact met reumatologie of interne geneeskunde, en dat helpt natuurlijk bij bijvoorbeeld het monitoren van systemische medicatie. In het Deventer ziekenhuis zitten we als artsen in één grote maatschap. We vangen elkaar geen vliegen af maar helpen elkaar, en dat komt wat mij betreft ook de oogheelkundige zorg echt ten goede.
Ziekenhuis waar het kan
Een ander issue kan de afgesproken productie zijn. Uveïtispatiënten moet je immers vaak terugzien en dat kan de productieafspraken die de vakgroep met het ziekenhuis heeft gemaakt nog wel eens in de weg zitten. Bovendien zullen niet in alle ziekenhuizen alle medicijnen mogen worden gegeven vanwege hun prijs, of mogen bepaalde onderzoeken niet worden gedaan. Een voorste-oogkamerpunctie bijvoorbeeld sturen wij door naar Utrecht, daar zit natuurlijk ook een prijs aan. Het is altijd een afweging wat er binnen de DBC past en wat je daarvoor (zelf) kunt doen. Het is mijn ervaring bij ons in het ziekenhuis dat je ook dure medicatie mag geven als je een goede argumentatie hebt (fluocinolone acetonide intravitreaal is zo’n voorbeeld bij DME). Je moet denk ik wat dat betreft ook je ziekenhuis wel mee hebben.
We krijgen geregeld patiënten uit de regio doorgestuurd, en ook vanuit Utrecht weer patiënten teruggestuurd die in deze regio wonen. Van een uveïtis-expertcentrum kunnen we echter niet spreken, ik doe het hier tenslotte in mijn eentje, maar wat ik zelf heel plezierig vind is dat we in ons ziekenhuis wel de ruimte krijgen voor dit soort subspecialisaties.
Het leukst?
Wat ik heel interessant vind aan het behandelen van (ook wat ingewikkelder) uveïtis, is dat je ‘internistisch’ bezig bent. Je moet net iets meer uitpluizen wat de oorzaak kan zijn. En door de frequente contacten met de uveïtispatiënten leer je hen ook goed kennen. Wat ik weer fijn vind, omdat je ze mee wilt en moet nemen in de beslissing voor bijvoorbeeld biologicals. Het is best heftig voor patiënten – je hebt een oogprobleem maar bent verder gezond, en dan moet je ineens aan die zware medicatie. Daar komen vaak wel een paar gesprekken bij kijken ja. Ik vind dat echt leuk om te doen.”