Australische onderzoekers concluderen in Haematologica dat een verhoogd ASAT in serum en een leeftijd ≥ 10 jaar bij diagnose onafhankelijke risicofactoren zijn voor methotrextaat (MTX)-gerelateerde neurotoxiciteit bij kinderen die worden behandeld voor acute lymfatische leukemie (ALL). Stoppen van de intrathecale behandeling met MTX na een eerste event was geassocieerd met een toegenomen incidentie van CZS-recidieven.
Symptomatische MTX-gerelateerde neurotoxiciteit is een ernstige bijwerking die optreedt bij 3-7% van de kinderen die worden behandeld voor ALL. Er is echter nog onduidelijkheid over de risicofactoren, het vervolg van de behandeling en de neurologische uitkomsten op de lange termijn. Onderzoekers van het Kids Cancer Centre in Sydney voerden daarom een systematische retrospectieve review uit van 1.251 opeenvolgende Australische kinderen die tussen 1998 en 2013 werden behandeld volgens het Berlin-Frankfurt-Munster of Children’s Oncology Group ALL-protocol. De incidentie van MTX-neurotoxiciteit was 7,6% (95 van 1.251); deze trad op na een mediane periode van 4 maanden sinds de diagnose ALL en 8 dagen na intraveneuze of intrathecale toediening van MTX. Een graad 3-verhoging van serum-aspartaataminotransferase bij inductie/consolidatie en een leeftijd ≥ 10 jaar bij diagnose werden geïdentificeerd als onafhankelijke risicofactoren voor MTX-neurotoxiciteit.
CZS-recidief
Stoppen van de intrathecale behandeling met MTX om de neurotoxiciteit te beperken na een eerste event (n = 48) was geassocieerd met een verhoogde incidentie van CZS-recidieven in vergelijking met continueren van de behandeling (n = 1.174; p = 0,047). De vijfjaars CZS-relapsvrije overleving was 89,2% ± 4,6% wanneer intrathecale MTX werd stopgezet ten opzichte van 95,4% ± 0,6% wanneer intrathecale MTX werd gecontinueerd. Het percentage patiënten met recidiverende MTX-neurotoxiciteit na continueren van de behandeling na een eerste episode was 12,9 (4 van 31 evalueerbare patiënten).
Genetica
Een genoombrede associatiestudie (GWAS) werd uitgevoerd met materiaal van 48 gevallen en 537 controles. De incidentie van MTX-neurotoxiciteit was vergelijkbaar in de subgroepen bij wie wel of juist geen GWAS werd uitgevoerd. Er werden 7 SNP’s gevonden die waren geassocieerd met MTX-neurotoxiciteit; deze bevonden zich in de nabijheid van genen die betrokken zijn bij neuronale groei, neuronale differentiatie en de organisatie van het cytoskelet.
Bron: