De samenstelling van het microbioom in het maagdarmstelsel is significant veranderd bij COVID-19-patiënten. Mogelijk zijn deze veranderingen geassocieerd met de ernst van het beloop van COVID-19. Misschien draagt de verstoring in het microbioom zelfs bij aan blijvende symptomen na het doormaken van de ziekte. Dat suggereren onderzoekers van de Universiteit van Hong Kong in een recente publicatie in tijdschrift Gut. Volgens hen is er behoefte aan meer kennis over de relatie tussen micro-organismen in de darmen, ontstekingsprocessen en COVID-19. MDL-arts dr. Josbert Keller (MC Haaglanden, Den Haag; LUMC) bespreekt het onderwerp en de studie.
De studie is in twee ziekenhuizen uitgevoerd in een cohort van 100 patiënten met een bevestigde SARS-CoV-2-infectie. Van alle patiënten werd bloed en ontlasting verzameld. Van 27 van de 100 patiënten werd 30 dagen na klaring van het virus ontlasting verzameld. Daarin werd de samenstelling van het microbioom geanalyseerd met totaal DNA-sequencing. In bloedplasma werden concentraties cytokines en bloedmarkers bepaald.
Verschillende micro-organismen met bekende immunomodulerende eigenschappen, zoals Faecalibacterium prausnitzii, Eubacterium rectale en bifidobacteria, waren ondervertegenwoordigd bij geïnfecteerde patiënten. Dat bleef zo in de monsters die 30 dagen na de ziekte waren verzameld. De veranderingen van het microbioom waren onafhankelijk van de antibiotica die een groot deel van de patiënten hadden gekregen. De veranderde samenstelling hing samen met verhoogde concentraties cytokines en ontstekingsmarkers in het bloed, zoals het C-reactief proteïne, lactaatdehydrogenase, aspartaat-aminotransferase en gamma-glutamyltransferase.
Nieuwe kennis
Volgens Keller is het een kleine studie zonder ‘harde’ resultaten en met een heterogene groep patiënten, die desondanks toch in Gut is gepubliceerd. “Dit is allemaal nieuwe kennis over het virus en daarom van belang. COVID-19 is een nieuw probleem en we staan nog aan het begin van inzichten over de pathogenese. De COVID-patiënten waren vrij jong, de controlegroep was iets ouder. Nog geen 10% van de patiënten had een ernstig of kritiek beloop van de ziekte. Bij de meesten was er dus een mild beloop. Een deel van de patiënten kreeg antibiotica, maar de waargenomen veranderingen in het microbioom stonden los daarvan. De onderzoekers suggereren wel een relatie met inflammatie: hoe meer inflammatie, hoe meer veranderingen in het microbioom. Maar met dit kleine aantal patiënten is dat lastig met zekerheid te zeggen.”
De relatie tussen darmflora en ziekte in het algemeen is al langer bekend. Maar meestal neemt de diversiteit van de micro-organismen af als iemand zieker wordt. Dat wordt niet gezien in de studie uit Hong Kong. Ook was de viral load in de ontlasting geen voorspeller voor de veranderingen in het microbioom. “Ze zagen wel dat sommige anti-inflammatoire bacteriën, zoals Faecalibacterium prausnitzii, minder aanwezig waren”, zegt Keller. “Maar het is altijd lastig om iets te zeggen over individuele bacteriesoorten. In studies over een ziektebeeld vindt iedere onderzoeksgroep meestal wel een individuele bacteriesoort die betrokken lijkt bij die ziekte. Maar dat soort resultaten zijn meestal consistent. Misschien is er echt een relatie tussen COVID-19 en Faecalibacterium prausnitzii, maar we moeten afwachten wat andere publicaties in de toekomst daarover laten zien.”
Aangrijpingspunt
Keller vindt het opvallend dat er geen verband is gevonden tussen de viral load in de ontlasting en het microbioom in de darmen. Het is volgens hem nog niet duidelijk wat er precies gebeurt bij een infectie met het coronavirus. De studieresultaten suggereren wel dat de darmflora de systemische immuunrespons kan voorspellen bij COVID-19-patiënten. “Theoretisch kan dat een aangrijpingspunt zijn voor een behandelstrategie gericht op het microbioom in de darmen. De veranderingen in het microbioom waren blijvend in de 30 dagen na een negatieve test voor het virus. Misschien kunnen we in die periode ingrijpen om de langdurige postinfectieuze klachten te voorkomen.”
Als een mogelijke interventie denkt Keller aan fecestransplantatie, zoals dat sinds enige tijd gebeurt bij patiënten met darmklachten vanwege de darmbacterie Clostridium difficile. Op dit moment is er echter geen enkele aanwijzing dat zo’n experimentele therapie zinvol zou kunnen zijn (zie kader). “Maar misschien is het voor een later moment, als meer onderzoeksgegevens en aanwijzingen beschikbaar komen, wel interessant. Dat zou natuurlijk fantastisch zijn, want postinfectieuze klachten na COVID-19 kunnen een groot probleem zijn. Fecestransplantatie is snel en effectief. Maar er zijn nog te weinig aanwijzingen om bij COVID-patiënten een positief effect te kunnen verwachten.”
Interessant
Het belang van de studie is volgens Keller beperkt, maar de publicatie toont wel aan dat het microbioom van COVID-19-patiënten is veranderd. En dat houdt ook nog aan na de infectie, al was de follow-up relatief kort. “Er waren slechts enkele patiënten met een ernstig verloop van de infectie. Dat zijn natuurlijk de patiënten waarin we vooral geïnteresseerd zijn.”
Daarnaast lijkt er een relatie tussen de systemische inflammatoire respons en de ernst van de afwijkingen in het microbioom. Dat laatste vindt Keller interessant. “Misschien kan dat ook bij andere ziekten helpen om de rol van het microbioom te begrijpen. Wellicht biedt dat nieuwe aanknopingspunten voor therapie, hoewel we wel voorzichtig en kritisch moeten zijn met dit soort behandelingen bij zieke patiënten. Momenteel vinden meer studies plaats naar het microbioom bij COVID-patiënten. De publicatie uit Hong Kong is een van de eerste met resultaten, maar er zullen ongetwijfeld meer publicaties volgen. COVID is als ziekte vooral van belang voor longartsen en infectiologen, maar het is bekend dat het virus zich kan repliceren in de cellen van de dunne darm. Dus misschien ligt daar ook een aangrijpingspunt voor therapie.”
Nog te vroeg voor fecestransplantatie
Fecestransplantatie wordt gefaciliteerd door de Nederlandse Donor Feces Bank (NDFB) in het Leids Universitair Medisch Centrum. Dr. Josbert Keller is lid van het dagelijks bestuur van de NDFB. Het afgelopen jaar heeft fecestransplantatie korte tijd stilgelegen vanwege het coronavirus, maar het is vrij snel weer opgestart omdat het voor een deel van de patiënten met recidiverende Clostridium difficile-infectie (tegenwoordig Clostridioides difficile) een niet-uitstelbare behandeling is. De Nederlandse donorbank heeft deelgenomen aan een internationale publicatie over het effect van het coronavirus op de activiteiten van fecesbanken. “We hebben gezien dat fecestransplantatie probleemloos kan verlopen als medewerkers, donoren en patiënten goed worden beschermd. We denken in studieverband ook na over andere indicaties.”
Met de komst van het coronavirus en het vermoeden van betrokkenheid van het microbioom, is de vraag gerezen of fecestransplantatie het postinfectieuze beloop kan beïnvloeden. Zou het lukken om COVID-patiënten sneller te laten herstellen? Keller: “Helaas is tot nu toe de conclusie dat de aanwijzingen over de betrokkenheid van de microbiota bij het beloop van COVID-19 niet overtuigend genoeg zijn. Bovendien zijn de postinfectieuze klachten te divers om goed te kunnen onderzoeken, ook al zijn er inmiddels grote aantallen patiënten. Voor zover ik weet zijn er geen andere groepen die onderzoek doen naar FMT (Fecale Microbiota Transplantatie, red.) bij COVID-19 patiënten. Overigens zijn data over langetermijnveiligheid van FMT slechts beperkt beschikbaar. Enige terughoudendheid ten aanzien van de toepassing van FMT is dus gepast.”
Referentie:
Yeoh YK, et al. Gut microbiota composition reflects disease severity and dysfunctional immune responses in patients with COVID-19. Gut. 2021;70:698-706.
doi: 10.1136/gutjnl-2020-323020. Epub 2021 Jan 11.