Arts-onderzoeker Merel Aberle toonde in haar promotieonderzoek aan dat chemotherapieën die nu standaard worden toegepast bij alvleesklierkanker minder effectief zijn bij patiënten met weinig vet- en spiermassa, wat geldt voor zo’n 80% van deze patiëntenpopulatie.
Patiënten met cachexie blijken minder lang te leven wanneer ze met chemotherapie worden behandeld voor pancreascarcinoom. Aberle, verbonden aan onderzoeksinstituut NUTRIM en de afdeling Chirurgie van het Maastricht UMC+, onderzocht daarom of cachexie samenhangt met de effectiviteit van chemotherapie. Ze bekeek hoe de vet- en spiermassa van patiënten veranderde tijdens de behandeling en ontdekte dat degenen met weinig spiermassa meer last hebben van bijwerkingen en verder verzwakken. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: de oncoloog verlaagt de dosis chemotherapie, waardoor de tumor mogelijk onvoldoende behandeld wordt.
Deze resultaten bieden waardevolle inzichten voor de klinische praktijk. Zo raadt Aberle aan om de dosis chemotherapie te bepalen op basis van de spiermassa in plaats van het gewicht van de patiënt. Daarmee kunnen ernstige bijwerkingen zoals misselijkheid, overgeven en neuropathie mogelijk worden verminderd.
Bovendien testte Aberle de 5 meestgebruikte geneesmiddelen op organoïden, gemaakt van tumorcellen van patiënten bij wie de tumor operatief is verwijderd. Ze vond aanwijzingen dat de chemotherapieën die nu standaard worden toegepast minder goed werken voor mensen met cachexie.
Bron: