Zowel molnupiravir als nirmatrelvir-ritonavir versnellen de orofaryngeale klaring van SARS-CoV-2 bij patiënten met COVID-19. Het antivirale effect van nirmatrelvir-ritonavir was echter aanzienlijk groter. Dat blijkt uit resultaten van het lopende platformonderzoek PLATCOV.
Het doel van deze studie is om verschillende antivirale behandelingen te vergelijken bij patiënten met COVID-19, waarbij de snelheid van virale klaring wordt gebruikt als maat voor het antivirale effect. PLATCOV wordt uitgevoerd in Thailand, Brazilië, Pakistan en Laos. Het hier beschreven onderdeel van de studie werd uitgevoerd in Bangkok. Volwassen laagrisicopatiënten (18-50 jaar) met vroege symptomatische COVID-19 (< 4 dagen symptomen) werden gerandomiseerd naar 1 van de 7 behandelingsgroepen: molnupiravir, nirmatrelvir-ritonavir, casirivimab-imdevimab, tixagevimab-cilgavimab, favipiravir, fluoxetine of geen onderzoeksgeneesmiddel. In deze analyse werd specifiek gekeken naar molnupiravir, nirmatrelvir-ritonavir en geen onderzoeksgeneesmiddel.
Tussen juni 2022 en februari 2023 werden 209 patiënten toegewezen aan molnupiravir (n = 65), nirmatrelvir-ritonavir (n = 59) of geen onderzoeksgeneesmiddel (n = 85). Vergeleken met de groep zonder onderzoeksgeneesmiddel was de virale klaring 37% sneller met molnupiravir en 84% sneller met nirmatrelvir-ritonavir. In de non-inferioriteitsvergelijking was de virale klaring 25% (10-38) langzamer met molnupiravir dan met nirmatrelvir-ritonavir. De mediane geschatte halfwaardetijden van de virale klaring waren 8,5 uur (IQR 6,7-10,1) met nirmatrelvir-ritonavir, 11,6 uur (8,6-15,4) met molnupiravir en 15,5 uur (11,9-21,2) zonder onderzoeksgeneesmiddel. Virale rebound kwam vaker voor na nirmatrelvir (10%) ten opzichte van zonder studiegeneesmiddel (1%; p = 0,018) of met molnupiravir (2%; p = 0,051). Aanhoudende infecties na molnupiravir hadden meer virale mutaties dan na nirmatrelvir of zonder onderzoeksgeneesmiddel. Er waren geen bijwerkingen ≥ graad 3.
Bron: