Tijdens het virtuele ECTRIMS-congres van 2020 was op 26 september een speciale sessie gewijd aan COVID-19 in relatie tot multipele sclerosis, waarin veel belangrijke bevindingen heet van de naald werden gepresenteerd. Zo lijken MS-patiënten geen verhoogde kans te hebben op COVID-19. Leeftijd en EDSS-score zijn risicofactoren voor ernstige uitkomsten van COVID-19. Immuunmodulerende MS-medicatie is geassocieerd met minder ernstige uitkomsten na besmetting, CD20-remmers juist met een wat ongunstiger verloop.
Resultaten van het grootste populatieonderzoek ter wereld naar COVID-19 bij MS-patiënten lieten zien dat deze mensen geen hogere kans hebben het virus op te lopen dan de rest van de bevolking.1 De studie is uitgevoerd in Groot-Brittannië tussen 23 maart en 24 juni 2020, toen een lockdown van kracht was met strikte regels voor het afstand houden van elkaar. Deelnemers aan het United Kingdom MS Register (UKMSR) werd gevraagd een vragenlijst over COVID-19 te beantwoorden bij deelname en daarna om de twee weken als ze het virus hebben gekregen. Van de 5309 deelnemers gaven 535 (10,1%) aan de diagnose COVID-19 te hebben gemaakt. Van deze 535 gevallen werden er 75 bevestigd met een RT-PCR-test, die tijdens deze eerste COVID-19-golf nog zeer beperkt beschikbaar was. Van de 336 MS-patiënten met COVID-19 van wie gegevens beschikbaar waren over het verloop, herstelden 249 (74,1%).
Bijna de helft van de deelnemende MS-patiënten (47%) ging in quarantaine. Dit waren vooral relatief vaak mensen met een hogere EDSS-score (OR 1,389), en daarnaast ook vaker patiënten die progressieve MS (PMS) en/of monoklonale antilichamen of fingolimod gebruikten. De kans op COVID-19 was lager bij patiënten met een hogere leeftijd, met een hogere EDSS-score en met PMS. De duur van de MS noch de ondervonden beperkingen waren van invloed op de kans om COVID-19 te krijgen. Geen enkele ziektemodificerende therapie (DMT) verhoogde de kans op besmetting.
Risicofactoren voor ernstige COVID-19
Tijdens dezelfde sessie werden de resultaten gepresenteerd van een Franse observationele cohortstudie, het COVISEP-register, naar de uitkomsten van COVID-19 bij 405 besmette MS-patiënten.2 Zij hadden tussen 1 maart en 14 juli 2020 een bevestigde of zeer waarschijnlijke diagnose COVID-19. Om de ernst van COVID-19 te kwantificeren, werd een ordinale schaal gebruikt van 0 (geen symptomen) tot en met 7 (overlijden). Gekeken werd naar de uitkomsten van MS-patiënten met ernstiger COVID-19, met als cutoff-waarde 3: ziekenhuisopname zonder noodzaak van extra zuurstof. Van de 405 deelnemers hadden er 78 (19,3%) een score van ≥ 3. Deze groep had percentueel een veel groter aandeel onder deelnemers die geen DMT gebruikten dan onder degenen die dat wél deden: 39,2% versus 14,4% (p < 0,001). De meeste zeer ernstige gevallen van COVID-19 betrof patiënten die geen enkele DMT gebruikten. Twaalf deelnemers overleden.
Onafhankelijke risicofactoren voor ziekenhuisopname door COVID-19 (een score van ≥ 3 op de genoemde schaal) waren gevorderde leeftijd (OR voor elke 10 jaar: 1,8) en hogere EDSS-score (OR voor EDSS-score ≥ 6: 4,5). Eveneens geassocieerd met ernstige COVID-19 waren obesitas (OR 2,58) en cardiovasculaire comorbiditeit (2,39). Immuunmodulerende middelen (interferon of glatirameeracetaat) waren geassocieerd met een lagere kans (OR 0,2) op ernstiger COVID-19 (score ≥ 3) dan geen behandeling.
CD20-remmers en uitkomsten COVID-19
Gebruik van anti-CD20-antilichamen door MS-patiënten kan de kans op een ernstiger verloop van een COVID-19-infectie verhogen. Dit lijken de eerste uitkomsten van het wereldwijde samenwerkingsinitiatief ‘COVID-19 in MS’ te suggereren.3 Deze medicijnen waren geassocieerd met hospitalisatie, ic-opname en kunstmatige beademing. Geanalyseerd zijn gegevens van 476 MS-patiënten die waarschijnlijk, en 776 die zeker COVID-19 hadden. Er werden 313 hospitalisaties geteld. De aangepaste prevalentie (adjusted prevalence ratios: aPR) daarvan werd per DMT bepaald en afgezet tegen dimethylfumaraat. Gebruik van de anti-CD20-antilichamen ocrelizumab en rituximab was positief geassocieerd met hospitalisatie (aPRs 1,19 en 1.58), ic-opname (3,53 en 4,12) en kunstmatige beademing (3,17 en 7,27). Deze risico’s waren hoger bij gebruikers van anti-CD20-antilichamen dan bij gebruikers van alle andere DMT’s. Geen enkele DMT was geassocieerd met overlijden. De gevonden associaties bleven bestaan wanneer de analyse werd beperkt tot de gevallen van bevestigde COVID-19.
Direct hierop volgde een presentatie van resultaten van het farmacovigilantieprogramma van Roche rond het anti-CD20-antilichaam ocrelizumab.4 De beperkingen van deze gegevensbron in acht genomen, bleken hieruit geen duidelijk ongunstiger uitkomsten van COVID-19 bij gebruikers van ocrelizumab. Het sterftecijfer onder hen was vergelijkbaar met dat van de rest van de bevolking en van andere groepen MS-patiënten.
Bronnen:
- Garjani A. COVID-19 in people with MS: A large community-based study of the UK MS Register. MSVIRTUAL2020, SS02.01.
- Louapre C. Clinical Characteristics and Outcomes in Patients with Coronavirus Disease 2019 and Multiple Sclerosis. MSVIRTUAL2020, SS02.06.
- Simpson-Yap S, et al. First results of the COVID-19 in MS Global Data Sharing Initiative suggest anti-CD20 DMTs are associated with worse COVID-19 outcomes. MSVIRTUAL2020, SS02.04.
- Hughes R, et al. COVID-19 in persons with multiple sclerosis treated with ocrelizumab: pharmacovigilance update. MSVIRTUAL2020, SS02.05.