In JAMA zijn de resultaten gepubliceerd van een studie naar de incidentie van myocarditis en pericarditis zowel voorafgaand aan de beschikbaarheid van de COVID-19-vaccins (januari 2019-januari 2021) als tijdens een COVID-19-vaccinatieperiode (februari-mei 2021) op basis van de gegevens van een groot Amerikaans gezondheidszorgsysteem.
Van de 2.000.287 personen die ten minste 1 COVID-19-vaccinatie kregen was 58,9% vrouw; de mediane leeftijd was 57 jaar (IQR 40-70); 52,6% kreeg BNT162b2; 44,1% mRNA-1273 en 3,1% kreeg Ad26.COV2.S. 20 personen ontwikkelden een vaccingerelateerde myocarditis (1,0 (95%-BI 0,61-1,54) per 100.000) en 37 pericarditis (1,8 (95%-BI 1,30-2,55) per 100.000). Myocarditis trad op na een mediane periode van 3,5 dagen na vaccinatie (mRNA-1273: 11 gevallen (55%); BNT162b2: 9 gevallen (45%)). Driekwart van de patiënten was man en de mediane leeftijd was 36 jaar (IQR 26-48). 4 personen (20%) ontwikkelden symptomen na de eerste vaccinatie en 16 (80%) na de tweede. 19 patiënten (95%) werden opgenomen en allen werden ontslagen na een mediane periode van 2 dagen (IQR 2-3).
Pericarditis trad in 15 gevallen (40,5%) op na de eerste vaccinatie en in 22 gevallen (59,5%) na de tweede vaccinatie (mRNA-1273: 12 gevallen (32%); BNT162b2: 23 gevallen (62%); Ad26.COV2.S: 2 gevallen (5%)). De mediane tijd na de meest recente vaccinatie was 20 dagen (IQR 6,0-41,0). Ook hier was (bijna) driekwart van de patiënten man (73%), maar de mediane leeftijd was met 59 jaar hoger (IQR 46-69). 13 patiënten (35%) werden opgenomen, van wie geen op de IC, en de mediane opnameduur was 1 dag (IQR 1-2).
Het gemiddelde maandelijkse aantal gevallen van myocarditis of myopericarditis tijdens de prevaccinatieperiode was 16,9 ten opzichte van 27,3 tijdens de vaccinatieperiode (p < 0,001). Voor pericarditis waren de aantallen voor dezelfde periodes respectievelijk 49,1 en 78,8 (p < 0.001).