Onderzoekers uit New York vonden bij 13,5% van de opgenomen COVID-19-patiënten neurologische aandoeningen. De meest gestelde diagnoses waren metabole encefalopathie, CVA, insult en hypoxische/ischemische schade. Neurologische aandoeningen waren geassocieerd met een verhoogd risico om te overlijden in het ziekenhuis en een lagere kans op ontslag.
Het doel van deze prospectieve studie was om de prevalentie van specifieke neurologische aandoeningen vast te stellen bij COVID-19-patiënten, evenals het daarmee geassocieerde risico om in het ziekenhuis te overlijden, waarbij een vergelijking werd gemaakt met COVID-19-patiënten zonder neurologische aandoeningen. De onderzoekers volgden in deze observationele multicenterstudie volwassen patiënten die tussen 10 maart en 20 mei 2020 met een bevestigde SARS-CoV-2-infectie werden opgenomen in ziekenhuizen in het grootstedelijk gebied van New York City. In een secundaire analyse werden patiënten bij wie de neurologische symptomen optraden voor of op het moment van de opname, vergeleken met patiënten die de neurologische aandoening later tijdens de opname ontwikkelden.
13,5% had neurologische diagnose
Van 4.491 COVID-19-patiënten die tijdens de onderzoeksperiode in het ziekenhuis werden opgenomen, ontwikkelden er 606 (13,5%) een nieuwe neurologische aandoening. De mediane tijd tussen de eerste COVID-19-symptomen en het begin van de neurologische aandoening was 2 dagen en de mediane tijd tussen de opname in het ziekenhuis en de eerste neurologische symptomen was -0,6 dagen. De meeste patiënten hadden dus al neurologische symptomen voordat ze werden opgenomen, maar pas na aanvang van de COVID-19-symptomen.
De meest voorkomende diagnoses waren: toxische/metabole encefalopathie (6,8%), insulten (1,6%), CVA (1,9%) en hypoxisch/ischemisch letsel (1,4%). Geen van de patiënten ontwikkelde meningitis/encefalitis of myelopathie/myelitis en 18/18 CSF-monsters waren RT-PCR-negatief voor SARS-CoV-2.
Leeftijd, geslacht en comorbiditeit
Ten opzichte van de 3,885 COVID-19-patiënten die in dezelfde periode werden opgenomen en geen neurologische aandoeningen ontwikkelden, waren patiënten met neurologische aandoeningen significant ouder (mediane leeftijd 71 vs. 63 jaar), vaker man (66 vs. 57%) en blank (63 vs. 45%). Vaak hadden zij comorbiditeit waaronder hypertensie, diabetes, atriumfibrilleren, VTE en neurologische aandoeningen in de voorgeschiedenis. Ook hadden patiënten met neurologische aandoeningen vaker een hogere ‘sequential organ failure assessment’ (SOFA)-score (mediaan 4 vs. 3; p < 0,001) en werden zij vaker invasief mechanisch beademd (40 vs. 19%; p < 0,001). Na correctie voor leeftijd, geslacht, SOFA-score, intubatie, voorgeschiedenis, medische complicaties, medicatie en comfort-care-status, hadden COVID-19-patiënten met neurologische aandoeningen een verhoogd risico op mortaliteit in het ziekenhuis (HR 1,38; 95%-BI 1,17-1,62; p < 0,001) en een kleinere kans op ontslag (HR 0,72; 95%-BI 0,63-0,85; p < 0,001).
Bron: