Op 15 februari 2024 promoveerde Esther Drees aan de Vrije Universiteit Amsterdam op haar proefschrift ’Liquid Biopsy Strategies in Lymphoid Malignancies’. Als promotoren traden op prof. dr. D. de Jong en prof. dr. J.M. Zijlstra-Baalbergen; copromotor was dr. D.M. Pegtel. Esther Drees is momenteel werkzaam als aios interne geneeskunde in het Flevoziekenhuis, Almere.
Wat was het doel van je promotieonderzoek?
Het doel van het onderzoek was het ontwikkelen van bloedgebaseerde technieken voor bloedtesten om therapierespons te detecteren bij klassiek hodgkinlymfoom (HL), diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) en multipel myeloom (MM). In het laboratorium hebben wij gefocust op het gebruik van uit bloed geïsoleerde, extracellulaire blaasjes-geassocieerde microRNAs (EV-miRNAs) als biomarker voor deze testen. Extracellulaire blaasjes worden actief uitgescheiden door cellen om te communiceren met andere cellen of organen. Het meten van communicatiesignalen van de tumor zelf, maar juist ook de blaasjes die als reactie op de communicatie worden uitgescheiden door bijvoorbeeld het immuunsysteem, zijn interessant voor biomarkeronderzoek.
Wat wil jij dat de klinische dokter van jouw onderzoek weet?
Voor de klinische praktijk is het belangrijk te weten dat er momenteel veel onderzoek wordt gedaan naar biomarkers om huidige en nieuwe therapieën te optimaliseren voor de individuele patiënt. De klinische relevantie van een bloedtest is afhankelijk van het type hematologische maligniteit, de behandelopties en de verwachte uitkomsten van deze behandeling. Zo bestuderen we in deel 2 van het proefschrift een ontwikkelde qRT-PCR-gebaseerde EV-miRNA-test voor HL. Bij HL bestaat behoefte aan een test die al vroeg tijdens de behandeling kan detecteren welke patiënt reageert op behandeling, om zo het aantal cycli chemotherapie aan te passen aan de respons. In onze biomarkerstudies hebben we aangetoond dat een technisch robuuste EV-miRNA qRT-PCR-gebaseerde test het behandelsucces bij HL betrouwbaar kan detecteren. Een gecombineerde aanpak, met EV-miRNAs, sTARC en/of circulerend tumor-DNA, heeft potentie als responsbiomarker voor HL. Uiteindelijk zijn technische optimalisatie, door bijvoorbeeld het optimaliseren van de bloedverzamelbuis, en technische innovatie, door bijvoorbeeld het ontwikkelen van detectietechnieken, de belangrijkste stappen die nodig zijn om dichter bij klinische implementatie van EV-miRNAs te komen.
Wat was het meest frustrerende onderdeel van je onderzoek?
Om onderzoek te doen naar het ontwikkelen van bloedtesten hebben we bloed van patiënten nodig en informatie over de patiënt. Eerst komt het opzetten van de logistiek, de voorbereidende administratie en natuurlijk een METc-aanvraag. Het is heel belangrijk altijd oog te houden voor de kwaliteit van het materiaal dat je verzamelt, zodat het uiteindelijk ook geschikt is voor het onderzoek. Daar gaat natuurlijk ook tijd in zitten. Als het project dan eenmaal is gestart, valt de inclusie tegen en is het belangrijk tijd te investeren in het optimaliseren van de inclusie en zorgen dat de logistiek goed loopt. Na uitbreiding naar een multicenterstudie slaagden we erin meer materiaal te verzamelen van met name DLBCL-patiënten. Dit is wel een heel leerzaam proces. Het moment dat er genoeg materiaal was om het eerste grotere cohort DLBCL-samples te gaan verwerken en analyseren in het laboratorium, was dan ook een moment om naar uit te kijken. Helaas kwam dit precies aan het begin van de coronatijd, waardoor laboratoriumwerk voor wetenschappelijk onderzoek niet mogelijk was. Het zijn die momenten die je zelf niet in de hand hebt, die soms heel frustrerend kunnen zijn. Uiteindelijk konden we langzaamaan weer aan het werk in het laboratorium, maar voor een PhD-student in het laatste jaar van mijn deel van het project, kwam dit wel op een slecht moment.
Welk moment/inzicht bracht een doorbraak?
Een van de inzichten, die ook in het proefschrift wordt besproken, is dat een biomarker nooit losstaat van een context en dat je deze altijd samen moet zien met de klinisch beschikbare informatie op dat moment.
Wat is de vervolgvraag die voortkomt uit jouw onderzoek?
Er zijn meerdere vervolgvragen uit voortgekomen. Een voorbeeld – bij de op next-generation sequencing (NGS) gebaseerde detectie van EV-miRNAs, in deel 3 van het proefschrift – is of het mogelijk is om bij MM sequence-based signaturen te maken die progressievrije overleving en/of respons voorspellen. Een grote vraag blijft ook hoe we zo optimaal mogelijk bloed kunnen verzamelen en daarbij de technische ruis van de bloedafname, bloedbuis en laboratoriumtechnieken zo laag mogelijk houden, zodat we het klinisch relevante signaal zo goed mogelijk kunnen meten.
Wat neem je zelf mee uit jouw promotieonderzoek? Wat zijn jouw volgende stappen?
Er zijn veel dingen die ik meeneem uit mijn onderzoekstijd. Belangrijk is om je te realiseren dat onderzoek teamwerk verreist. Zeker bij projecten waar laboratoriumonderzoek samenkomt met een klinisch project van bloed en klinische informatie verzamelen, zijn veel verschillende collega’s nodig om het project tot een succes te maken. Ik heb zelf erg genoten van deze tijd en van alle facetten van het translationele onderzoek. Momenteel ben ik bezig met de opleiding tot internist in het Flevoziekenhuis in Almere.