In een vanuit de Europese Unie gesponsord onderzoek, zal voor 3 tumortypen de gouden standaard voor het bepalen van ctDNA worden vastgesteld. Die belangrijke stap moet worden genomen voordat de in diverse settings bruikbare techniek geïmplementeerd kan worden, stelt dr. T.J.N. (Jeroen) Hiltermann, longarts in het UMC Groningen en hoofdonderzoeker van het deel van de studie dat is gericht op longkanker.
Het bespreken van bloedonderzoek vormt veelal een vast onderdeel van een consult met kankerpatiënten en veel patiënten ervaren de uitslag van het bloedonderzoek als belangrijk. Maar een gerede mogelijkheid is dat veel patiënten het belang van deze uitslagen hoger inschatten dan het in werkelijkheid is, tenminste als het gaat om inzicht hoe het bestrijden van de ziekte gaat. “Op dit moment doen we relatief weinig met het bloedonderzoek”, stelt longarts Jeroen Hiltermann. “We kijken eigenlijk alleen of een medicament goed verdragen wordt en of de behandeling veilig gegeven kan worden. We kijken niet hoe het er met de kanker voor staat, terwijl patiënten dat soms wel denken. Maar door de ontwikkelingen op het gebied van circulerend tumor-DNA (ctDNA) zullen we dat op een gegeven moment wel kunnen.”
Inmiddels is duidelijk dat ctDNA-assays tijdens het gehele behandeltraject van kankerpatiënten een belangrijke rol kunnen spelen. Zo kan het bepalen van ctDNA bijdragen aan de screening en diagnose van kanker, het bepalen van het effect van neoadjuvante therapie, de follow-up na een radicale behandeling en het sturen van adjuvante behandeling. En in de gevorderde setting is ctDNA te gebruiken voor het bepalen van systemische behandeling, het monitoren van de respons op behandeling en bij het detecteren van het optreden van resistentiemechanismen (zie kader). Naar al deze toepassingsmogelijkheden van ctDNA vindt momenteel onderzoek plaats; op clinicaltrials.gov levert een zoekopdracht naar rekruterende studies waarin ctDNA een rol speelt momenteel meer dan 500 resultaten op, waarvan 111 bij longkanker. Desondanks is de implementatie van ctDNA in de klinische praktijk nog beperkt. Een reden hiervoor is dat verschillende soorten testen worden gebruikt. “Er is niet 1 standaardassay dat iedereen gebruikt”, vertelt Hiltermann. “Er zijn bijvoorbeeld meerdere platforms die bij longkanker kunnen worden gebruikt, zoals Guardant 360, FoundationOne, Avenio en de Cobas EGFR-test. En dit is slechts een beperkte opsomming. Verder zijn er naast deze commercieel beschikbare assays, tumoragnostische next generation sequencing-gebaseerde methoden. Zo zijn er tumor-informed assays, waarbij eerst een stukje primaire tumor geanalyseerd wordt zodat je weet welke genen hierin een rol spelen, en je vervolgens bepaalde mutaties van de tumor specifiek vervolgt met ctDNA-assays. Het probleem is hier dat er geen standaardtest is. Iedereen is het er wel over eens dat ctDNA hartstikke veelbelovend is, en er zijn inmiddels duizenden publicaties over ctDNA, maar daardoor gebruiken we dit in de kliniek nog nauwelijks.”
GUIDE.MRD
Om dit probleem te verhelpen, is een groep Europese onderzoekers oder leiding van Klaus Pantel (Universiteit Hamburg) het GUIDE.MRD project gestart. GUIDE.MRD is een consortium van academici en technologie- en farmaceutische bedrijven. Het project wordt vanuit de Europese Unie gesponsord met meer dan 17 miljoen euro. Samen met een bijdrage van commerciële partijen komen de totale kosten uit op meer dan 34 miljoen euro. Het project zal bestaande ctDNA-assays rangschikken op basis van hoe nauwkeurig ze patiënten correct kunnen identificeren als ctDNA-positief of -negatief. Vervolgens worden de meest veelbelovende ctDNA-assays in een klinische studie onderzocht en zal de nauwkeurigheid van de ctDNA-assays worden vergeleken met de klinische uitkomsten van behandelingen. De officiële aftrap van het project vindt plaats tijdens het komende ESMO-congres.
Morbiditeit verminderen
Wanneer ct-DNA eenmaal een standaard onderdeel van de klinische praktijk is, zal dit de zorg voor kankerpatiënten en de uitkomsten van de behandeling aanzienlijk verbeteren. Dat wordt niet gehoopt, maar verwacht, stelt Hiltermann. Hij noemt 2 studies die de potentie van ctDNA duidelijk aantonen. “In de VISION-studie werden longkankerpatiënten met een MET-exon 14-skippingmutatie behandeld met de MET-remmer tepotinib.1 Het interessante hieraan was dat patiënten ook geïncludeerd werden op basis van liquid biopsies. Daardoor hebben ze meer patiënten kunnen includeren in die studie dan wanneer hiervoor alleen weefsel was gebruikt. En het bleek dat de groep waarbij de mutatie met een bloedtest werd aangetoond, even goed respondeerde als de groep waarbij de mutatie in het weefsel gevonden werd.”
“Een andere studie die de voordelen van ctDNA laat zien, is de CheckMate 816, waarin neoadjuvant met chemo-immunotherapie werd behandeld.2 Het bleek dat de patiënten die na afloop van radicale behandeling ctDNA-negatief waren, het veel beter deden dan de mensen die ctDNA-positief waren. Dat laat zien dat in de setting waarin een lokale behandeling een optie is, ctDNA een prognostische marker is. Verder was bij ongeveer 25% van de patiënten sprake van een complete pathologische respons en in dat geval is de kans op een recidief heel klein en ben je mogelijk zelfs genezen. Als blijkt dat een complete pathologische respons ook met ctDNA bepaald kan worden, hoef je mogelijk deze patiënten niet meer te opereren. Dat zijn ontwikkelingen die eraan zitten te komen en die de morbiditeit voor de patiënt enorm gaan beperken. Ik verwacht dat binnen 5 jaar dit soort strategieën deel zullen uitmaken van hoe we patiënten behandelen.”
Referenties:
- Paik PK, Felip E, Veillon R, et al. Tepotinib in Non–Small-Cell Lung Cancer with MET Exon 14 Skipping Mutations. N Engl J Med. 2020;383:931-43.
- Forde PM, Spicer J, Lu S, et al. Neoadjuvant Nivolumab plus Chemotherapy in Resectable Lung Cancer. N Engl J Med. 2022;386:1973-85.
Nieuwe RECIST-criteria met ctDNA?
Een ctDNA-test wordt misschien opgenomen in de vernieuwde editie van de RECIST-criteria. Hiltermann: “We weten al dat in de gemetastaseerde setting de zogenoemde moleculaire progressie, gemeten met ctDNA, eerder lijkt op te treden dan RECIST-progressie. Dus met ctDNA-assays kun je mogelijk veel eerder progressie van de ziekte opmerken dan met CT-scans. Om die reden wordt eraan gedacht om in RECIST 2.0 ctDNA op te nemen. Als dat het geval is, gaan we er echt beleid op voeren zoals we dat nu doen in studies. Zover is het nog niet, maar ik zit in een werkgroep die hierbij betrokken is en we gaan proberen om ctDNA-assays in RECIST 2.0 te krijgen.”