De grondslag voor de verdeling van opleidingsplaatsen voor medisch specialisten is vorig jaar gewijzigd. Dat pakt voor het specialisme oogheelkunde, zacht gezegd, niet heel goed uit, stellen prof. Henny Beckers (MUMC+) en dr. Maurits Joosse (Haaglanden MC), respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter van het Concilium Ophthalmologicum. “Voor 2025 en 2026 hebben we de scherpste kantjes er nog af weten te krijgen, maar voor daarna komt er weer een nieuw plan en houd ik mijn hart vast.”
Het was voorheen goed geregeld, vindt Beckers. “Jaarlijks bepaalt het Capaciteitsorgaan op basis van zorgbehoeften en arbeidsmarkt per specialisme hoeveel opleidingsplaatsen er nodig zijn. Zo werd het aantal opleidingsplaatsen oogheelkunde recentelijk uitgebreid van 35 naar 38 per jaar met het oog op de toenemende vraag naar oogheelkundige zorg door de dubbele vergrijzing.” De precieze verdeling van het aantal opleidingsplaatsen over de verschillende opleidingsregio’s – lees: academische ziekenhuizen – is in handen van de BOLS, een stichting waarin de FMS, NVZ en NFU samenwerken en waarin ook de stem van de opleidingsklinieken en wetenschappelijke verenigingen kan doorklinken.
“Na onderling overleg lukte het altijd wel om tot een passende verdeling van het aantal opleidingsplaatsen te komen”, vertelt Beckers. “Het Concilium had dan ook goede hoop de extra 3 plaatsen toe te kennen aan de opleidingsklinieken die dit naar ons inzicht het hardste nodig hadden.”
Black box
Dat pakte echter anders uit. Joosse: “Vorig jaar besloot toenmalig minister Kuipers de grondslag voor de verdeling van de opleidingsplaatsen aan te passen. Waar voorheen vooral de omvang van de zorgvraag in de opleidingsziekenhuizen in een regio van belang was, werd dat nu de omvang van de zorgvraag in de totale regio. Dus ook de patiënten in ziekenhuizen waar geen opleiding plaatsvindt. Daarbij is de berekening van de zorgvraag per regio niet duidelijk. We weten alleen dat deze gebaseerd is op de zorgdeclaraties per specialisme zoals die bij Vektis bekend zijn. De verdeling van de opleidingsplaatsen is op die manier verworden tot een dictaat uit een black box.”
Scheve verdeling
Voor het specialisme oogheelkunde heeft de nieuwe grondslag voor de verdeling van de opleidingsplaatsen flinke gevolgen, constateert Beckers. “Het goede nieuws is dat de groei van 35 naar 38 opleidingsplaatsen overeind is gebleven. Dat is mooi, want enkele regio’s, bijvoorbeeld Nijmegen, gaven al langer aan dat ze er wel een opleidingsplaats bij zouden willen hebben, gezien ook de toenemende zorgvraag. Ook Amsterdam, dat als gevolg van de fusie van het AMC en het VUmc van 8 naar 5 opleidingsplaatsen was ingekrompen, stond te trappelen om minimaal 1 extra opleidingsplaats. Op basis van de nieuwe verdeelsleutel ontstond echter in onze ogen een heel scheve verdeling van het aantal opleidingsplaatsen over regio’s. Zo kreeg Amsterdam er geen bij en werd Maastricht voor de jaren 2025 en 2026 met 2 plaatsen gekort. Terwijl Groningen van 5 naar 8 opleidingsplaatsen zou groeien; te veel volgens de opleiders in Groningen.”
Bevechten
Zowel te weinig als te veel opleidingsplaatsen in een regio komt de kwaliteit van de opleiding niet ten goede, legt Joosse uit. “Bij een tekort aan opleidingsplaatsen moeten de aios zich uit de naad werken om al het werk gedaan te krijgen. Dan blijft er weinig ruimte over voor de broodnodige verdieping en dreigt er bovendien overbelasting van de aios. Terwijl we in de medische wereld nu juist meer streven naar een betere balans tussen werk en privé om te voorkomen dat mensen er de brui aan geven. Daarnaast betekent minder opleidingsplaatsen ook minder overheidsfinanciering, waardoor het lastiger wordt de infrastructuur voor de opleiding overeind te houden. Anderzijds leidt een overschot aan opleidingsplaatsen tot te weinig ‘exposure’ voor de aios. Ze moeten als het ware elkaar bevechten om voldoende patiënten te zien of te kunnen opereren. Beide situaties leiden ertoe dat dergelijke regio’s onaantrekkelijk worden voor aios.”
“En bij een plotse forse toename van het aangewezen aantal plaatsen is er ook niet meteen voldoende capaciteit in het academisch ziekenhuis, de plaats waar de aios het grootste deel van de opleiding volgen”, vult Beckers aan. “In de opleidingsregio Noordoost, dus rondom het UMC Groningen, heeft dit ertoe geleid dat de ziekenhuizen in Deventer en Zwolle nu een grotere rol hebben gekregen in de opleiding van oogartsen.”
“Dit betekent dat een deel van de aios hun opleiding start in een niet-academisch ziekenhuis en pas later naar de academische kliniek gaat voor het vervolg van hun opleiding. Van oudsher start de opleiding in de academische kliniek en volgt pas later een stage in een niet-academisch ziekenhuis voor uitbreiding van de poliklinische of operatieve vaardigheden”, schetst Joosse.
Kortom, de nieuwe verdeelsleutel voor opleidingsplaatsen is, zacht uitgedrukt, niet overal met open armen ontvangen. Beckers: “Na een goed overleg binnen ons concilium en met nadrukkelijke steun van de LVAO én inspanningen van de FMS, is het uiteindelijk gelukt om de scherpste kantjes van de voorgestelde verdelingsplannen voor 2025 en 2026 af te halen. Maastricht behoudt in elk geval 4 opleidingsplaatsen en Groningen kan zich richten op het inrichten van 7 opleidingsplaatsen. Amsterdam krijgt er een zesde opleidingsplaats bij. Maar hoe het vanaf 2027 verdergaat, weten we nog niet. Die plannen, gebaseerd op de totale zorgvraag binnen Nederland, zijn nog in de maak. Eerlijk gezegd houd ik mijn hart vast voor wat er mogelijk komen gaat.”
Luisteren naar de praktijk
Wat Beckers en Joosse betreft mag in de toekomst weer meer naar de beroepsgroep zelf geluisterd worden wat betreft het aantal en de verdeling van de opleidingsplaatsen. Beckers: “We hebben altijd oog gehad voor de behoefte aan oogartsen in de verschillende regio’s. Binnen het concilium is op die manier altijd consensus bereikt over de verdeling van de opleidingsplaatsen over het land. Er was wel eens enig verschil van mening tussen de opleidingsklinieken maar op basis van het principe ‘je moet soms geven en soms nemen’ kon iedereen altijd uit de voeten met de uitkomst van de verdeling. Ik zou daarom tegen de overheid willen zeggen: zet ons niet buitenspel maar luister naar de praktijk. We moeten ons inspannen om zoveel mogelijk met de beleidsmakers om tafel te blijven zitten. Want wie niet aan tafel zit, staat op het menu, zo luidt het gezegde. Het huidige beleid leidt tot taferelen waar niemand blij mee is en die de kwaliteit van de opleiding niet ten goede komt. En met dat laatste tref je uiteindelijk zowel de patiënten als de aios.”